Onderzoek naar studentenwelzijn is vooral een inventarisatie
“Enkele cijfers en ervaringen” is de ondertitel van het onderzoek dat het RIVM, samen met het Trimbos-instituut en het Amsterdam Universitair Medisch Centrum, vandaag publiceert. In opdracht van de minister van Volksgezondheid hebben de onderzoekers alle bestaande gegevens over de geestelijke gezondheid van jongeren naast elkaar gelegd. Ze hebben geen nieuw onderzoek gedaan en noemen hun rapport “een eerste stap”.
De belangrijkste landelijke bron is het Centraal Bureau voor de Statistiek, dat vorig jaar al meldde dat het aantal psychisch ongezonde jongeren (12-25 jaar) in tien jaar tijd “zeer licht” was gestegen: van 7 naar 8 procent. Daarbinnen was ook de stijging bij jongeren tussen 18 en 25 jaar volgens het CBS “heel licht”: van 8,8 naar 10,9 procent.
Dat is opmerkelijk, gezien de stroom van alarmerende berichten dat studenten steeds vaker last hebben van angst, stress en somberheid. Onder meer de toegenomen prestatiedruk, de alomtegenwoordige sociale media en het leenstelsel worden als oorzaken gezien.
Verwarrend
Het RIVM-rapport verwijst onder meer naar onderzoek van Windesheim uit 2018. Daar kwam uit naar voren dat 46 procent van de studenten van deze hogeschool niet tot nauwelijks angst- en depressieklachten ervaart, dat 39 procent met lichte tot matige angst- en/of depressieklachten kampt en ruim 14 procent met ernstige angst- en/of depressieklachten. Maar omdat het Windesheim-onderzoek andere meetinstrumenten gebruikt, kan het RIVM deze percentages niet goed vergelijken met die van het CBS.
Bij het verzamelen van de cijfers over mentale gezondheid stuitten de onderzoekers bovendien op een verschillend gebruik van begrippen. Dat werkt volgens hen verwarrend bij het interpreteren van onderzoeksresultaten én in het publieke debat.
Volgens sommige bronnen zou driekwart van de jongeren lijden aan ‘burn-outklachten’, terwijl dat in andere bronnen minder dan tien procent is. Zelfs de uitkomst van dezelfde vragenlijst wordt de ene keer gepresenteerd als ‘psychische ongezondheid’ en de andere keer als ‘emotionele problemen’, ‘emotionele klachten’ of ‘burn-outklachten’.
Dat schiet niet op, vinden de onderzoekers. Ze pleiten daarom voor het gebruik van dezelfde meetinstrumenten en voor één helder begrippenkader.
Prestatiedruk
Het RIVM voerde samen met het Amsterdam UMC zeven groepsgesprekken met in totaal 41 jongeren: 2 jongens en 39 meisjes. Velen willen voldoen aan “het perfecte plaatje”, zoals dat wordt voorgespiegeld op sociale media, en worden daar onzeker van. Duidelijk is dat de toegenomen prestatiedruk de stress bij jongeren maar ten dele verklaart. De uitgebreide resultaten van de groepsgesprekken worden later dit jaar gepubliceerd.
Kijk niet alleen naar de binnenwereld, waarschuwen de onderzoekers. Instemmend verwijzen ze naar een essay van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving, die vindt dat er te weinig aandacht is voor achterliggende maatschappelijke oorzaken van psychische problemen.
Het RIVM concludeert dat er nog hiaten zitten in de inventarisatie. De landelijke monitor studentenwelzijn die er op aandringen van de Tweede Kamer komt, zal daarin mogelijk verandering brengen. Vervolgens kan er naar oplossingen worden gekeken.
Gemiste kans
Studentenorganisatie ISO is zwaar teleurgesteld over het rapport en noemt het “alles behalve een grondig onderzoek naar de oorzaken van mentale druk onder studenten”. Voorzitter Tom van den Brink spreekt van “een gemiste kans voor iedereen” en verwijst naar al het eerdere onderzoek. “Het welzijn van studenten staat onder druk en dat wordt gevoed door financiële zorgen”, is zijn stellige overtuiging.