Opening academisch jaar: universiteiten willen meer vertrouwen
Iets meer vertrouwen, graag. Dat vragen bestuurders en wetenschappers aan de politiek bij de opening van het academische jaar. “Hou de universiteiten geen nieuwe hoepels voor om door te springen.”
De kurk knalt van de champagnefles. Deze week openen universiteiten het collegejaar. En dat gaat natuurlijk niet zonder toespraak van bestuurders. Ze prijzen hun medewerkers en spreken van samenwerking, internationalisering, excellentie, enzovoorts…
Dit jaar is de rode draad dat ze meer vertrouwen willen van de politiek. Vooral rector Theo Engelen van de Radboud Universiteit stond er uitgebreid bij stil. “Stop met het verstrekken van opdrachten aan goedwillende commissies en ambtenaren om rapporten te schrijven over wat we moeten doceren en hoe, over wat we moeten onderzoeken en hoe”, moedigde hij de minister aan. “Natuurlijk zijn er op enkele plaatsen fouten gemaakt, maar niemand is er meer op gebrand een schoon imago te hebben dan de instellingen zelf. Hun zelfreinigend vermogen wordt ernstig onderschat.”
De Maastrichtse collegevoorzitter Martin Paul illustreerde het met een parabel. Een klant past bij een kleermaker een maatpak en zegt dat de mouwen te lang zijn, waarop de kleermaker antwoordt dat hij gewoon zijn ellebogen moet buigen. En de kraag? Die zit helemaal niet te hoog, de klant moet gewoon zijn rug een beetje strekken. Op straat zeggen twee voorbijgangers: die arme man kan nauwelijks lopen, maar hij heeft wel een goede kleermaker.
In Amsterdam kon de opening bijna niet doorgaan door demonstrerende studenten, die boos zijn dat onder meer een gedicht over de Maagdenhuisbezetting niet mag worden voorgedragen. Vorig studiejaar moest collegevoorzitter Louise Gunning na wekenlange protesten aftreden. In de toespraak die UvA-rector Dymph van den Boom vooraf liet verspreiden kwam het woord Maagdenhuis niet voor. Wel verzette ze zich tegen controle van buitenaf, want die zou tot een cultuur van wantrouwen en professioneel cynisme leiden.
Ook historicus Beatrice de Graaf, die mede aan het hoofd staat van de Nationale Wetenschapsagenda, wil meer vrijheid aan de universiteit. “Het academische leven kan niet van bovenaf geregeld worden. Wetenschappers gaan niet ordelijk op een rijtje staan – niet in het echte leven en niet in de geschiedenis. Wetenschap is nooit netjes, verenigd of simpel.”
Ze worden op hun wenken bediend, als we minister Bussemaker mogen geloven. In haar toespraak aan de Universiteit Utrecht zegt ze: “In ons land is de overheid verantwoordelijk voor goed, toegankelijk en toekomstbestendig hoger onderwijs. Maar wat mij betreft staat die verantwoordelijkheid de komende jaren in het teken van meer ruimte, meer vertrouwen en meer dialoog over wat goed onderwijs is.”
Ook wil ze eens kritisch naar de toezichthoudende instanties kijken “of hun toezicht misschien een tandje minder kan”. Maar de greep van de overheid zal voorlopig nog niet verslappen. Na de prestatieafspraken komen er gewoon weer ‘kwaliteitsafspraken’.
Maar het ligt niet alleen aan de politiek, zegt Marjan Oudeman van de Universiteit Utrecht. Onderwijsinstellingen bedenken zelf ook allerlei procedures en regels. “Voor beperking van regelgeving zullen we niet alleen naar Den Haag wijzen, maar ook de hand in eigen boezem steken en kijken waar we als universiteit zelf in regelgeving zijn doorgeschoten.”
In Leiden gaf rector Carel Stolker zelfs enig tegengas. “Motto’s als ‘Wij zijn de universiteit’ verworden gemakkelijk tot lege retoriek”, stelde hij. “De meeste universiteiten worden gefinancierd met geld van de belastingbetaler, dus we hebben politici nodig die ons om verantwoording vragen.”
De enigen die er helemaal niets over zeiden, waren staatssecretaris Sander Dekker van Wetenschap en president José van Dijck van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Zij vormden een ander contrast. Dekker ging bij de TU Eindhoven met grote stappen door de geschiedenis van innovatie – van de compact disk tot gezondheids-apps – en stelde dat wetenschap voor een echte doorbraak over zijn eigen grenzen heen moet kijken.
Van Dijck blikte ook terug, maar wees vooral op de onvoorspelbaarheid van innovatie. Google en Linux werden uitgevonden door studenten. Het internet werd bedacht door iemand die bij deeltjesversneller CERN werkte. “Academici en studenten zijn notoir slecht in het voorspellen van de toekomst. Ze zijn veel beter in het vormgeven ervan.”