Peter Higgs deelt Nobelprijs natuurkunde met Belgische baron

De Nobelprijs voor de natuurkunde gaat naar Peter Higgs voor zijn idee van een elementair deeltje dat de materie zijn massa geeft: het Higgs-boson. Hij deelt de prijs met François Englert, die hetzelfde idee had.
Onafhankelijk van elkaar bedachten Higgs en Englert het deeltje dat uiteindelijk naar Higgs is genoemd. Het wordt ook wel het god-deeltje genoemd. Zonder het Higgs-boson hebben deeltjes geen massa.
Vorig jaar is het Higgs-boson ontdekt in de Large Hadron Collider van het Zwitserse CERN-instituut. In deze 27 kilometer lange deeltjesversneller botsen protonen met hoge snelheid op elkaar, zodat ze uit elkaar spatten en hun bouwstenen zichtbaar worden: zelfs het Higgs-boson.
De 84-jarige Higgs was als theoretisch natuurkundige verbonden aan de Universiteit van Edinburgh. Een halve eeuw geleden bedacht hij een verklaring voor de herkomst van de massa van elementaire deeltjes. Het Higgs-boson is het laatste puzzelstukje van het ‘standaardmodel’ in de deeltjesfysica.
Maar François Englert en zijn inmiddels overleden collega Robert Brout publiceerden twee weken eerder dan Higgs dezelfde theorie. Toch was er minder aandacht voor Englert dan voor Higgs toen vorig jaar het Higgs-deeltje gevonden werd. Met deze prijs lijkt het Nobelprijs-comité ook iets recht te zetten.
Higgs en Englert hadden elkaar nog nooit ontmoet, tot vorig jaar in Zwitserland. Als ze elkaar ontmoeten, zal Englert hem feliciteren, zei hij zojuist in de persconferentie. “Want hij heeft geweldig werk gedaan.” Het comité wist Higgs nog niet te bereiken.
Englert is een vermaard wetenschapper die allerlei prijzen heeft gewonnen. Deze zomer heeft hij de titel ‘baron’ gekregen.
Natuurkundigen waren blij met de ontdekking. Sommigen zelfs regelrecht euforisch. Zo zei NWO-voorzitter Jos Engelen, die vijf jaar lang aan het hoofd van de bouw van de deeltjesversneller stond: “Hiervandaan kunnen we verder. We moeten nu de precieze eigenschappen van het boson gaan onderzoeken. Ik ben ervan overtuigd dat we nu een gaatje hebben waardoor we mooie, nieuwe dingen gaan vinden. Misschien komen we eindelijk de donkere materie op het spoor: we weten dat die er is, maar niet waar die uit bestaat.”