Proefschrift lijdt niet onder samenwerking met bedrijfsleven
Universiteiten hoeven niet bang te zijn dat samenwerking met het bedrijfsleven ten koste gaat van de academische uitkomsten. Sterker nog, veel promovendi presteren juist beter als het bedrijfsleven zich ermee bemoeit.
Dat blijkt uit onderzoek naar de prestaties van promovendi door drie wetenschappers uit Eindhoven en Utrecht. Samenwerking met het bedrijfsleven leidt tot meer publicaties en meer citaties, ook in de jaren na de promotie.
De onderzoekers keken naar de prestaties van 448 promovendi van de TU Eindhoven, waarvan de helft met het bedrijfsleven samenwerkte en de andere helft niet. Het is niet zo verrassend dat promovendi meer patenten konden aanvragen als ze met het bedrijfsleven samenwerkten. Maar dat hun academische prestaties ook beter waren, hadden de onderzoekers niet verwacht.
Het kan aan Philips liggen, voegen ze eraan toe. In hun steekproef zitten nu eenmaal veel promovendi die met Philips samenwerken en dat bedrijf kent volgens hen een lange, academische traditie. En daar hebben ze gelijk in. De beroemde natuurkundige Hendrik Casimir was jarenlang directeur van het Philips NatLab en werd president van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen.
Samenwerking met Philips kan dus bevorderlijk zijn voor de academische prestaties. Maar de overige promovendi deden het door hun samenwerking met het bedrijfsleven in elk geval niet slechter dan de rest, stellen de onderzoekers vast.
Hoe komt dat dan? De onderzoekers weten het niet. Misschien, speculeren ze, kiezen juist de meest talentvolle jongeren voor een promotie in samenwerking met het bedrijfsleven, omdat ze dan na hun proefschrift twee kanten op kunnen: de wetenschap of het bedrijfsleven in. Hun betere prestaties liggen dan niet aan hun samenwerking met het bedrijfsleven, maar aan hun eigen talent.
Maar de uitschieters komen toch nog altijd van de universiteit vandaan. De allerbest geciteerde artikelen kwamen van promovendi die niet met het bedrijfsleven samenwerkten. Een van de onderzoekers, hoogleraar Koen Frenken, die net is overgestapt van Eindhoven naar Utrecht, heeft daar wel een verklaring voor: aan de universiteiten wordt toch iets meer risicovol onderzoek gedaan. “Daar komen soms uitzonderlijke resultaten uit.”
“Ik wil dit onderzoek ook in Utrecht gaan doen”, zegt hij. “Eindhoven heeft een traditie van samenwerking met het bedrijfsleven. In die bedrijven werken ook allemaal ingenieurs, vaak zelf gepromoveerd, die heel goed weten wat universitair onderzoek is. Misschien is dat in andere steden anders.”