Kritiek op wetsvoorstel kabinet
Raad van State: krijgen we straks wéér andere stufi?
Het kabinet wil per september 2023 een nieuwe basisbeurs invoeren en bovendien een tegemoetkoming geven aan de studenten van het huidige leenstelsel. Daarvoor is een wetswijziging nodig, dat naar de Afdeling advisering van de Raad van State is gestuurd.
Denk nog even na over die wet, zegt de Afdeling, die alle wetsvoorstellen tegen het licht houdt voordat ze worden ingediend bij de Tweede Kamer. De wijziging van de studiefinanciering vereist volgens het advies een betere motivatie.
Miljard euro per jaar
Het kabinet wil een miljard euro per jaar uitgeven aan de nieuwe basisbeurs, maar de Raad van State voorziet dat dit bedrag, gezien de inflatie, al snel ontoereikend zal zijn. Wat gaat er dan gebeuren, willen de adviseurs weten. Krijgen we de hele discussie dan opnieuw?
Daarom is er een betere onderbouwing nodig van deze wetswijziging, meent de raad. Zeker omdat de studiefinanciering relatief snel weer wordt veranderd, na de komst van het huidige leenstelsel in 2015. “Voorkomen zou moeten worden dat opnieuw structurele wijzigingen elkaar binnen relatief korte tijd opvolgen.”
Dit is ook belangrijk om de onzekerheid bij de jongere generaties te verminderen, zoals het kabinet met de nieuwe basisbeurs beoogt. “Ook de stabiliteit van het collegegeld (dat gekoppeld is aan het inflatieniveau) en van de leen- en terugbetalingsvoorwaarden, waaronder het rentepercentage, moeten bij deze vraag worden betrokken”, aldus het advies.
Profijt van een opleiding
In de toelichting bij het wetsvoorstel wijst het kabinet vooral op de nadelige gevolgen van lenen en schulden op het welzijn en de kansen van studenten. Ook de optelsom van problemen (zoals het klimaat, de woningmarkt en de arbeidsmarkt) zou een reden zijn om studenten weer een basisbeurs te geven.
Dat is niet genoeg, stelt de Afdeling. Het gaat immers om afwegingen tussen inkomenssteun, het persoonlijke profijt van een opleiding, het maatschappelijke profijt van een hoogopgeleide bevolking en uitgaven aan de kwaliteit van het hoger onderwijs. Op grond van zulke overwegingen is de basisbeurs ooit ingevoerd en later weer afgeschaft. Wat is er precies veranderd in die afwegingen?
De basisbeurs was in de jaren tachtig bijvoorbeeld bedoeld om jongeren minder afhankelijk te maken van hun ouders. Speelt dat nu geen rol, wil de Raad van State weten. Daarnaast zou het mogelijk zijn om via de studiefinanciering de keuze voor het onderwijs, zorg, techniek en ict te stimuleren. Is dat niet overwogen?
Tegemoetkoming aan huidige studenten
Ook bij de tegemoetkoming aan de studenten van het leenstelsel (eveneens een miljard euro) plaatst de Afdeling vraagtekens. Zo’n “onverplichte tegemoetkoming” na een wetswijziging zou beperkt moeten blijven tot bijzondere gevallen, dus is er een toereikende motivering vereist, “waarin het bijzondere karakter van de omstandigheden van de betreffende studenten beargumenteerd wordt, zoals bijvoorbeeld een buitengewone schuldenproblematiek”.
Hetzelfde geldt voor de terugbetaalvoorwaarden. Die zijn met de komst van het huidige leenstelsel versoepeld: studenten kregen bijvoorbeeld 35 jaar de tijd om terug te betalen, in plaats van vijftien jaar. Waarom blijven die voorwaarden hetzelfde, als de basisbeurs terugkeert?
Het wetsvoorstel hoeft niet de prullenbak in. “De Afdeling advisering van de Raad van State is zich bewust van maatschappelijke ontwikkelingen, het belang van studentenwelzijn en het publieke debat ten aanzien van het leenstelsel”, staat in het advies. “Zij heeft er in dat licht bezien begrip voor dat de regering maatregelen wil treffen.”
Maar dan wel met een betere onderbouwing. De raad adviseert het wetsvoorstel niet bij de Tweede Kamer in te dienen, “tenzij het is aangepast”.