Rathenau ziet steeds meer samenwerking met China
In een advies aan het parlement schrijft het Rathenau Instituut over de samenwerking met onvrije landen, en met name China. Die samenwerking ligt gevoelig in de politiek: moet je wel kennis delen met landen die de academische vrijheid beknotten?
Vorig jaar kwam het Clingendael Instituut met een alarmerend rapport over ongewenste beïnvloeding van de Nederlandse wetenschap door China. In de politiek leven al langer zorgen, maar internationale samenwerking biedt ook allerlei mogelijkheden: het kabinet wil daarom de banden aanhalen met een hele reeks landen, waaronder China.
In dienst
Samenwerking met China is niets nieuws, laat het Rathenau zien. Tussen 2007 en 2019 groeide het aantal Chinese wetenschappers in dienst van de Nederlandse universiteiten met 70,6 procent: van 398 naar 679 fte. Dat is exclusief Utrecht en de twee Amsterdamse universiteiten, waarvan de gegevens ontbraken.
Voor promovendi zijn zulke gedetailleerde gegevens over nationaliteit er niet. Wel is bekend dat inmiddels bijna één op de vier (23,8 procent in 2019) van buiten Europa komt. Sinds 2007 is hun aandeel met de helft toegenomen.
De samenwerking met China is ook terug te zien in de publicaties. Het aantal Nederlands-Chinese co-publicaties schoot omhoog van duizend in 2010 naar vierduizend in 2019. Oftewel: van 2,4 procent van het totaal naar 6,8 procent.
Veiligheid
Het Rathenau Instituut geeft het advies om visa-aanvragen beter te screenen en veiligheidsrisico’s goed te toetsen. Ook zouden er standaardcontracten moeten komen voor internationale samenwerking.
Dat laatste lijkt niet overbodig: het Rathenau-advies is half januari in alle stilte verschenen en een maand later kwam in het nieuws dat een Groningse hoogleraar volgens zijn contract het imago van China niet mag schaden.