Rutte deed het weer: onderwijsbestuurders zijn “bijfiguren” en “franje"

Oude tijden herleefden donderdag bij het jubileumfeest van de Vereniging Hogescholen. Voormalig staatsecretaris van Onderwijs Mark Rutte trapte weer eens ouderwets op de tenen van onderwijsbestuurders.

De premier was de hoofdgast van de feestelijke bijeenkomst. Hij nam het fraaie jubileumboek van de Vereniging Hogescholen in ontvangst, sprak lovende woorden over de veertigjarige jubilaris en prees de hbo-lectoraten en het praktijkgerichte onderzoek.

Hij was in opperbeste stemming en hield een vrolijk pleidooi voor het belang van een ‘leuke’ studie. Rutte had vroeger klasgenoten die van hun ouders alleen economie of rechten mochten studeren. Zijn eigen ouders lieten hem vrij (“zolang je maar niet gaat stelen”), dus koos hij de studie die hij leuk vond: geschiedenis. Rutte: “Anderen mochten dat niet, want in 1984 was het zo goed als uitgesloten dat je met geschiedenis een baan kon vinden. Ik wilde ook helemaal geen leraar of onderzoeker worden, maar ik vond het gewoon een mooi vak en volgens mij is dat verschrikkelijk belangrijk. Ik zou nu weer voor geschiedenis kiezen.”

Zijn meest opvallende uitspraken deed hij in een gesprek met Shaghayegh Molawi, studente van de Juridische Hogeschool Avans-Fontys en een van de geïnterviewden in het jubileumboek. Toen zij de premier vroeg waarom studenten niet in het college van bestuur mogen zitten, kroop hij weer helemaal in de rol die hij tussen 2004 en 2006 zo graag speelde als staatssecretaris van Onderwijs: de rol van plaaggeest.

Hij hield er destijds van bestuurders op de kast te jagen. Gedenkwaardig was zijn oproep aan studenten om hun instelling te bezetten als ze ontevreden waren. Dan zou hij persoonlijk koffie komen langsbrengen – een belofte die hij niet nakwam toen studenten een paar dagen later het Amsterdamse Maagdenhuis bezetten.

“Als staatssecretaris vond ik dat studenten een slechte deal kregen”, memoreerde hij gisteren. “Bèta- en artsenopleidingen waren prima, maar bij alfa- en gammaopleidingen waren het vaak studentassistenten die eerstejaars college gaven in plaats van de hoogleraar. Er waren massale hoorcolleges. Dat is allemaal erg veranderd, en met het vele extra geld van het studievoorschot gaat er nog meer veranderen. Medezeggenschapsraden mogen daar ook weer zelf over meebeslissen.”

Maar instellingen verplichten om een student in het bestuur op te nemen? “Ze mogen het doen en als ze een waanzinnig talent hebben rondlopen, prima. Maar ik ga het niet in de wet zetten.” Om daaraan toe te voegen: “Kijk, goed onderwijs, dat is er niet voor het college van bestuur. Dat is een bijfiguur. Hoofdfiguur is de student, dat zijn de docenten en de rest is allemaal franje.”

Het leidde tot veel hilariteit en rumoer in de zaal, die vol zat met (voormalige) onderwijsbestuurders. Minister Bussemaker kwam er in haar toespraak nog even op terug. “Goed onderwijs heeft onbetwist de prioriteit. Inderdaad, Mark Rutte zei het net, het zijn de studenten en docenten waar het om gaat en alles er omheen dient vooral het onderwijs zo goed mogelijk te maken. Dat kan je franje noemen, maar het is wel degelijk belangrijk als die gericht is op goed onderwijs.”

Advertentie