Science in Transition: universiteitsbestuurders moeten grenzen stellen

Ideeën genoeg over hoe universiteiten er in de toekomst uit moeten zien. Maar op het derde symposium van de academische actiegroep Science in Transition blijft de vraag: wie zet de eerste stap?

De wetenschap piept en kraakt. Eigenlijk is niemand echt tevreden over de race naar zo veel mogelijk publicaties en een zo hoog mogelijke impactfactor. In drie jaar tijd hebben de wetenschappers van Science in Transition in ieder geval één ding voor elkaar gekregen: vind nog maar eens een academicus die durft te beweren dat het systeem perfect is.

In de woorden van voorzitter Karl Dittrich van universiteitenvereniging VSNU: “Science in Transition heeft het debat aangezwengeld. Ik ben blij dat ze er zijn.”

Maar dat betekent dat het nu tijd is om vooruit te kijken. Dus moesten er gisteren op het derde symposium van de actiegroep ideeën op tafel komen voor een nieuw soort universiteit. Eén waarin goed onderwijs weer belangrijk is, en waarin ook onderzoek wordt gedaan dat niet altijd in toptijdschriften verschijnt.

“We spelen het verkeerde spelletje”, aldus Frank Miedema, decaan van het UMC Utrecht en initiatiefnemer van Science in Transition. “Neem bijvoorbeeld onderzoek naar revalidatie. Dat is maatschappelijk zeer relevant. Maar ik moet vechten voor financiën voor dergelijk onderzoek omdat de grote Amerikaanse wetenschappelijke tijdschriften het niet zo boeiend vinden.”

Rest de vraag wie de veranderingen in gang moet zetten. Als we het allemaal zo met elkaar eens zijn waarom doet de politiek dan niets, wil een promovenda uit het publiek weten.  “Omdat die er godzijdank niet over gaat”, antwoordt Dittrich. “De verandering moet komen vanuit de academische gemeenschap.” En die bestaat uit meer mensen dan er op het symposium aanwezig zijn.

“Als decaan kun je binnen het huidige systeem best andere keuzes maken”, valt Miedema hem bij. “Dat is niet altijd makkelijk, sommige mensen zullen boos worden omdat hun eigen positie in gevaar komt. Maar het kan wel.”

Ook José van Dijck, voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen en voormalig UvA-decaan, spreekt haar collega’s aan: “Soms moet je als bestuurder zeggen: tot hier en niet verder. Ik doe niet meer mee met deze gekkigheid.”

Allemaal waar natuurlijk. Maar uiteindelijk gaat het ook om tijd en geld, werpt André Knottnerus tegen. “Als je op een andere manier naar kwaliteit wil kijken, moet je daar wel in investeren”, aldus de voorzitter van de Wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid (WRR). “De kracht van citatiescores en ranglijsten is dat ze gewoon klaarliggen. Als je meer inhoudelijk naar kwaliteit wil kijken, kost dat meer tijd. Die moet je willen investeren.”

Advertentie