Senatoren D66 en PvdA stellen lastige vragen aan minister
De vier partijen van het ‘studievoorschot’ (VVD, PvdA, D66 en GroenLinks) wekken niet de indruk dat ze het wetsvoorstel in de Eerste Kamer alsnog onderuit gaan halen. Maar ze houden het nog even spannend.
Vandaag spreekt de Eerste Kamer over het wetsvoorstel waarin de basisbeurs wordt afgeschaft. De opbrengst is bestemd voor extra investeringen in de kwaliteit van het hoger onderwijs.
Het CDA trapte vanmorgen af en noemde de beloften van kwaliteitsverbetering boterzacht. Bovendien zou minister Bussemaker “als volleerd hypotheekadviseur” studenten tot hoge schulden verleiden. En mocht dit leenstelsel te veel jongeren weerhouden van een studie, wanneer grijpt de minister dan in?
Regeringspartij VVD daarentegen stak de loftrompet en roemde juist de ruimte die het wetsvoorstel laat. Je moet de maatregelen voor kwaliteitsverbetering niet van bovenaf willen regelen. Het is juist aan de student, docent en onderwijsinstelling om daar beslissingen over te nemen. Je kunt wat hem betreft wel opnieuw prestatieafspraken maken, want die lijken goed te werken.
Nadat de PVV enige kritiek had geuit kwam PvdA-senator Esther-Mirjam Sent aan het woord. Haar fractie is blij met het leenstelsel, maar niet met de toon. Als je benadrukt dat studenten moeten investeren in zichzelf en dat ze dankzij hun studie een hoog inkomen krijgen, dan voed je ze misschien op tot berekende burgers. Straks gaan ze nog een hoger salaris eisen omdat ze hun studieschuld moeten aflossen en dat zou de inkomensongelijkheid kunnen vergroten. Wat gaat de minister daaraan doen?
Vervolgens vuurde PvdA-senator Esther-Mirjam Sent allerlei scherpe vragen af. Hoe zit het met uitwonende gehandicapte studenten, die harder getroffen worden? Wanneer grijpt de minister in als te veel jongeren afhaken vanwege de kosten? En is er geen sprake van ongelijkheid tussen de huidige hbo’ers die vier jaar basisbeurs krijgen en wo’ers die hun beurs in de masterfase verliezen?
Maar zodra partijen aan haar vroegen of ze daarom het wetsvoorstel verkeerd vond, krabbelde ze telkens terug. Mochten studenten afhaken, dan moeten we ze gewoon “aanmoedigen” om alsnog te gaan studeren, zei ze. Zo ging het een paar keer. Sent verzuchtte dat het jammer is dat studenten zich al voor lotingsstudies moeten aanmelden voordat het wetsvoorstel is aangenomen, maar of het wetsvoorstel dan moet worden uitgesteld? Nee, dat bedoelde ze niet, studenten zitten nog niet aan hun studieschuld vast en kunnen zich nog altijd afmelden. En, wilde ze ook onderstrepen, de toegankelijkheid van het hoger onderwijs verslechtert niet. Althans, niet permanent.
D66 staat vanzelfsprekend ook welwillend tegenover het wetsvoorstel, maar hoe hoog zijn de investeringen nu eigenlijk? En hoe voorkomt de minister dat het geld in de toekomst weglekt? En hoe zorgt ze dat het niet aan onderzoek of wetenschapsbeleid wordt besteed, maar aan onderwijs? Senator Niko Koffeman van de Partij voor de Dieren wilde meteen van zijn D66-collega Hans Engels weten of D66 dan zal tegenstemmen als de minister geen harde garanties kan geven. Dat maken we zelf uit, was het antwoord, maar het zou één van de factoren zijn in het afwegen van het oordeel.
Vervolgens waarschuwde Engels voor perverse prikkels in de financiering van het hoger onderwijs. Hoe voorkomen we dat we weer met allerlei monitoring en verkeerde prikkels de kwaliteit proberen te sturen? Het klonk de SP als muziek in de oren. Kan men niet beter een jaartje langer uittrekken om het wetsvoorstel te verbeteren? Maar daar trok D66 resoluut een streep. “Dat lijkt mij geen enkel voordeel bieden”, zei Engels.
Zo tekent zich een patroon af. PvdA en D66 zeggen dat ze hun standpunt pas na de antwoorden van minister Bussemaker zullen innemen, maar van fundamentele bezwaren lijkt geen sprake. Hooguit proberen de partijen op een enkel punt een toezegging van minister Bussemaker los te krijgen.
De Senaat is nu aan het lunchen. Om half twee komen de andere partijen aan het woord, waarna de minister antwoord geeft. Pas vanavond laat zal de Eerste Kamer over het wetsvoorstel stemmen.