Slecht Nederlands? Dan stoppen met opleiding

Eerstejaars studenten die niet in staat zijn fatsoenlijk Nederlands te schrijven of te spreken, zouden een negatief bindend studieadvies moeten krijgen. Dat zegt Leo Lentz, leider van een projectgroep die de taalvaardigheid van studenten van vijf UU-opleidingen gaat opkrikken.

Met het nieuwe project Taalvaardigheid van de UU-student dat dit voorjaar een universitaire stimuleringssubsidie van 205.000 euro kreeg, wil de Neerlandicus samen met collega’s van Rechten en Farmacie het niveau van het Nederlands van studenten verhogen. De opleidingen Rechten, Nederlands, Farmacie, Literatuurwetenschap en Communicatie- & Informatiewetenschap nemen deel aan het project.

Vanaf voorjaar 2016 doen scholieren tijdens de matchingsbijeenkomsten van de vijf opleidingen een zelftest. Die moet aankomende studenten vertellen of hun taalcapaciteiten toereikend zijn om de studie van hun keuze te volgen. Lentz: “Hopelijk gaan scholieren die laag scoren op zo’n test nadenken over de vraag of ze wel op de universiteit thuis horen.”

Eerstejaars studenten worden al vanaf aankomende september onderworpen aan taaltoetsen om hun niveau te bepalen. Bovendien gaan docenten van de opleidingen vanaf blok 1 aandacht besteden aan taalvaardigheidsaspecten. Niet in aparte cursussen, maar als onderdeel van hun vakspecifieke cursussen.

“Een onderzoeksplan wordt dan bijvoorbeeld niet alleen op inhoud getoetst, maar ook op basale d/t-fouten, zinsbouw en structuur van de tekst”, zegt Lentz. “Studenten moeten doordrongen raken van de hoge eisen waaraan ze straks als universitair afgestudeerde moeten voldoen.”

Studenten die moeite hebben met hun schrijf- of spreekvaardigheid kunnen die op verschillende manieren bijspijkeren. Ze kunnen zelf aan de slag met oefeningen of de hulp inroepen van specialisten. Een nieuw universitair centrum voor academische vaardigheden waarover Uraad en universiteitsbestuur dit voorjaar een besluit nemen, moet daarbij een belangrijke rol gaan spelen.

In het projectvoorstel wordt de vraag opgeworpen of studenten die er in het eerste jaar niet in slagen te voldoen aan de eisen die de opleiding opstelt, wel een positief bsa moeten krijgen. Lentz hoopt dat “de koninklijke route” volstaat: de aandacht van opleidingen zou volgens hem toereikend moeten zijn om de achterstanden van studenten te repareren. “Maar uiteindelijk zou je toch ook moeten kunnen zeggen dat een student zijn of haar bsa niet kan halen als het taalniveau te laag blijft.”

Volgens de hoogleraar merken universitair docenten steeds vaker dat hun studenten over onvoldoende taalvaardigheden beschikken om te voldoen aan de eisen die hun toekomstige werkgevers stellen. Hij is het maar al te eens met de oproep van universiteitshoogleraar Frits van Oostrom onlangs op DUB: studenten moeten beter leren schrijven. “Te vaak wordt pas bij de bachelorscriptie duidelijk dat de taalvaardigheid van een student volstrekt onvoldoende is. Veel te laat, natuurlijk”. 

Lentz meent dat niet alleen inhoudelijke vakkennis moet bepalen of je een diploma haalt. De hoogleraar vindt dat universitaire opleidingen ook een verantwoordelijkheid hebben om hun studenten op het vlak van schrijven en spreken verder te helpen. Eerder maakte hij deel uit van een werkgroep die namens de Taalunie een advies aan de minister opstelde waarin universiteiten werden aangespoord in actie te komen.

“Het feit dat veel studenten naar commerciële bureaus stappen voor hulp bij het schrijven van een scriptie, is voor mij een teken aan de wand. Klaarblijkelijk weten studenten na drie of vier jaar nog steeds niet hoe ze zo’n opdracht moeten aanpakken. Dat kun je aan toekomstige werkgevers niet uitleggen.”

Volgens Lentz gaat het nieuwe project veel verder dan de maatregelen die opleidingen al eerder namen. “Enkele opleidingen kenden bijvoorbeeld wel een taaltest, maar daar werden vaak weinig consequenties aan verbonden. Bovendien gaan we nu bij elke opleiding kijken hoe we de taalvaardigheidscomponenten structureel in het curriculum aan bod kunnen laten komen.”

Een potentieel struikelblok voor het welslagen van het project is de bereidheid van docenten om extra tijd te investeren in de feedback aan studenten en in bijscholing op dit vlak, erkent Lentz. Veel docenten klagen nu al over een torenhoge werkdruk. “Dat kan inderdaad een barrière worden, maar ik zie ook stimulansen. Ook docenten zien het belang hiervan in en de opleidingen die meedoen zijn bereid er tijd en geld in te steken.”

 

Advertentie