Slimme ouders kiezen vaker voor hogere opleiding

Het opleidingsniveau van ouders heeft nog steeds invloed op de schoolloopbaan van hun kinderen. Jongeren met laagopgeleide ouders kiezen vaker voor mbo in plaats van hbo, of voor hbo in plaats van wo.

Vroeger konden alleen mensen met de juiste achternaam en een flinke zak geld carrière maken. Maar die dagen zijn voorbij. Wat iemand kan bereiken in het leven is de afgelopen decennia steeds meer afhankelijk geworden van de eigen capaciteiten en ambities, concludeert het Sociaal en Cultureel Planbureau vandaag in een onderzoek naar verschillen tussen lager en hoger opgeleiden. 

Die verschillen zijn de afgelopen twintig jaar steeds groter geworden: hoger opgeleiden vinden makkelijker een baan dan lager- en middelbaar opgeleiden, verdienen meer en hebben meer doorgroeimogelijkheden. Het aantal tijdelijke contracten is de afgelopen jaren gegroeid, maar daar hebben hoger opgeleiden minder last van. Daar komt bij dat ze langer leven en ook nog eens in betere gezondheid.

Daarnaast hebben kinderen met hoogopgeleide ouders nog steeds een voorsprong in het onderwijs. Leerlingen met laagopgeleide ouders krijgen eerder een lager schooladvies dan ze verdienen en als het tijd is voor een vervolgopleiding maken ze vaker een veilige keuze: mbo in plaats van hbo, of hbo in plaats van wo. Een uitzondering op de regel zijn scholieren met een niet-westerse achtergrond: zij kiezen over het algemeen voor de hoogst mogelijk vervolgopleiding, ook als hun ouders geen hoger onderwijsdiploma hebben.

Binnen migrantengroepen zijn het vooral de hoogopgeleiden die somber zijn over integratie, concludeert het SCP. Een fenomeen dat bekend staat als ‘de integratieparadox’: op het moment dat migranten hun plek vinden in de samenleving, gaan ze zich uitspreken over zaken waar ze zich aan storen. De Zwarte Pietendiscussie is daar volgens de onderzoekers een goed voorbeeld van.

Door de nadruk op diploma’s ontstaan er nieuwe sociale klassen. Dat heeft een keerzijde, waarschuwen de SCP-onderzoekers. Dankzij het toegankelijke Nederlandse onderwijsstelsel stroomden kinderen van lager opgeleide ouders in eerste instantie door naar de hogere sociaaleconomische klassen, maar die beweging stokt: hoger opgeleiden trouwen met elkaar en krijgen slimme kinderen, die ook nog eens vaker op de universiteit uitkomen dan net zulke slimme kinderen met lager opgeleide ouders. “De mobiliteit tussen sociale klassen die eerst toenam, kwam hierdoor uiteindelijk stil te vallen”, aldus het SCP. 

Meer mensen blijken zich zorgen te maken. Iets meer dan de helft van de ondervraagde volwassenen denkt dat kinderen uit lagere sociale milieus over tien jaar minder kans hebben op een hoger onderwijsdiploma dan nu. Vooral lager opgeleiden hebben er weinig vertrouwen in. Dat zou te maken kunnen hebben met de discussie rondom de afschaffing van de basisbeurs, aldus het SCP. Vooral volwassen met een lagere opleiding zijn bang dat studeren te duur wordt.

Advertentie