Sociaal ongemak, clichés en coole breakdance: de UIT-week is begonnen
“Of Utrecht een goede stad is om Molecular Life Sciences te studeren?” Eerstejaars student Ivan tuurt afwachtend TivoliVredenburg in waar honderden jongeren zenuwachtig op zoek zijn naar hun UIT-groepje. “Dat weet ik niet. Je kan allerlei reviews gaan lezen, maar het is toch overal wel ongeveer hetzelfde. Utrecht is een leuke stad en ik ken hier al een paar mensen.” Al klinkt het antwoord van Ivan op de vraag waarom hij in Utrecht gaat studeren zo op het eerste gehoor weinig inzichtelijk of onderbouwd – er schuilt eigenlijk wel wat wijsheid in. Je kan studies vergelijken tot je een ons weegt, maar je kan ook gewoon daar gaan waar het leuk is. Dan komt die studie vanzelf wel.
Bovendien is het antwoord van Ivan zeker niet uniek. Het gros van de studenten die je deze maandag vraagt waarom ze in Utrecht gaan studeren, zegt dat het gevoel dat ze bij de stad kregen de doorslag gaf. Zo is het voor Dennis, die Utrecht ‘leuk’ vindt, journalistiek gaat studeren en deze week vooral uitkijkt naar ‘een beetje lekker zuipen hier en daar’. Zo is het ook voor Andrea, een meisje met paars haar dat werkt in Houten en Utrecht ‘wel een leuke stad vindt.’ En voor Maxim, een klein meisje dat haar groepje kwijt is, HBO Rechten gaat doen en vooral onderschrijft dat ze Utrecht ‘best wel een leuke stad’ vindt.
De UIT is de introductieperiode voor grofweg vierduizend studenten. Ongeveer twee derde van de deelnemers gaat studeren aan de universiteit, de rest doet HBO. Het thema van dit jaar is duurzaamheid en diversiteit. De duurzaamheid vindt men terug in de programmering: op dinsdagochtend is er ‘plogging’. Dit betekent hardlopen en afval opruimen tegelijk. Daarnaast krijg elke UIT-loper een drinkfles die je kan hergebruiken, en is het programma alleen digitaal in te zien – en zijn er geen programmaboekjes gedrukt.
Waarin de diversiteit terugkomt, is moeilijker te herleiden. De organisatie geeft aan dat er meer ochtendactiviteiten zijn die toegankelijker zijn voor ‘bredere doelgroepen’. Lees: doelgroepen die het minder hebben op uitgaan. Lees nog wat dieper: moslims. Enfin, er is al met al een hoop fantasie en goede wil nodig om deze duurzaamheid en diversiteit serieus te nemen. De eerstejaarsstudent is overwegend roomblank, je ziet zelden een hoofddoek en het is helemaal niet duurzaam om iedereen bij aanvang een lullig rugzakje cadeau te doen die morgen weer in de prullenbak ligt.
Tenenkrommend vandaag is de videoboodschap waarin de afwezige burgemeester Jan van Zanen zich kenbaar maakt aan de nieuwe studenten in de afgeladen Ronda-zaal van TivoliVredenburg. Dat hij zelf niet op komt draven is jammer, maar dat hij zich in zijn weinig vlammende betoog bedient van holle frasen als ‘leuke gezellige stad’, is een afknapper. Wie vaker op dit soort openingen komt, gaat überhaupt met clichépijn in zijn botten naar huis en wil niks meer weten van termen als ‘topstad’, ‘gezellig’ en ‘Domstad’ – om nog maar te zwijgen over ‘de beste tijd van je leven’.
Maar er zijn ook een hoop opstekers in de openingsshow. Neem de Come Correct Breakdancecrew, die het spits afbijt. Met hun weergaloze moves die afgewisseld worden met speelse voorstellinkjes gebaseerd op het studentenbestaan, laten ze het publiek sidderen. Ook presentator en comedian Hassan El Rahaui is niet onverdienstelijk, onder andere omdat hij roept dat je geen drugs mag gebruiken tijdens de UIT – maar wel broccoli. Dan heb je nog een quiz van Henk Kummeling en Tineke Zweed, de grote bazen van respectievelijk de UU en de HU. Springerig, als de presentatoren van het Omroep Max-programma Nederland Beweegt proberen ze de jeugd op te hitsen met multiple choicevragen over de stad Utrecht. Het lukt allemaal maar matig, en de exercitie doet denken aan twee lieve wanhopige ouders die contact proberen te krijgen met hun puberkinderen.
Het verlaten van de middelbare school voelt als een amputatie, ongeacht of je deze tijd als prettig hebt ervaren of als een hel. Als het fantastisch was, moet je alles achter je laten en begin je weer bij nul. Amputatie. Als het een klotetijd was doe je alsof er nooit een middelbare schooltijd is geweest. Amputatie. Als je de Ronda in kijkt zie je drie verschillende eerstejaars: zij die de boel gadeslaan met een glazige, gewillige afwachtendheid. Zij die met hun armen over elkaar staan en ostentatief alles stom vinden en zij die de komende week tegemoet treden met een frivool jeugdig enthousiasme. De schoonheid en tevens de tragiek is dat het niet veel uitmaakt wat je hier doet. Dat hoe je je ook positioneert in dit theater, je verleden je uiteindelijk niet meer zal helpen, en je opnieuw zal moeten beginnen.
Terug naar Ivan. Samen met een groepje eerstejaars is hij gestrand. Ze zijn een shift te vroeg – om de groten getale studenten te verwerken vindt de opening drie keer plaats – en kunnen zich nu nog niet bij hun UIT-groepje voegen. Hoe Ivan verloren in een hoekje staat met zijn lotgenoten is, net als zijn hierboven beschreven antwoord, karakteriserend voor dit hele evenement. Ze staren stoïcijns voor zich uit, wisselen af en toe een vaag woord over een trivialiteit, en voelen hoe elke poging tot gesprek meteen uitdooft als Bengaals vuur op een koude nieuwjaarsochtend. Ze vormen een groepje zonder een groepje te zijn. Een team der wezen.
Het is verschrikkelijk om op een plek terecht te komen die je niet kent, waarin je met nieuwe mensen bent die je niet kan lezen, in een nieuw hoofdstuk van het bestaan waar je niks van snapt, en je bovendien een week tegemoet gaat waarin maniakaal plezier maken het allerhoogste ideaal is. Natuurlijk is het ergens goed voor, is de pijn van het sociale ongemak vooral in deze eerste uren snerpend en luid, wordt het gedurende de week allemaal heus beter – misschien zelfs fantastisch en onvergetelijk – en moet je nou eenmaal door deze zure appel heen wil je een nieuwe stap zetten in je leven. Maar het moet gezegd: dit sociaal ongemak is lijden. Deze momenten zijn de grillige wansmaak van het leven.
Als de groepjes zijn gevormd wordt er geluncht. Dit zou plaatsvinden op het Paardenveld, maar door het dreigende onweer is het nu ieder groepje voor zich, en verspreidt men zich door TivoliVredenburg, sommigen zelfs in Hoog Catharijne. Schuilend voor de motregen, die later op de dag omslaat in hoosbuien en donder en bliksem. Groepsmentoren cirkelen om hun mentorkinderen heen en roepen in hun oor: “Wat is het leukste groepje?!” Waarop de kinderen – want dat zijn het – met een onzekere glimlach repliceren: “Groepje drie!” – of elk ander willekeurig groepsnummer. En zo begint het.