Vanaf morgen minister af

Terugblik op Robbert Dijkgraaf: was hij niet te hoffelijk?

Robbert Dijkgraaf. Foto: Ministerie van Onderwijs
Foto: ministerie van Onderwijs

In 2008 was de vermaarde natuurkundige Robbert Dijkgraaf president van wetenschapsgenootschap KNAW en kon hij zich niet voorstellen dat hij ooit minister zou worden. Politiek noemde hij een soort zwarte magie. “Kijk, in de natuurkunde kun je zeggen: als ik op dít knopje druk, gaat dáár een lampje branden. Als je in de politiek op een knopje drukt, dan gaat ergens ver weg misschien ooit eens een lampje branden, maar je weet het niet wanneer en je weet niet waar”, zei hij in een interview met het HOP. 

“Hoge verwachtingen”
Toch maakte hij in januari 2022 de overstap. Namens D66 werd hij minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en zelden werd een bewindspersoon zo enthousiast onthaald. Verslaggevers, columnisten en cartoonisten strooiden met loftuitingen en zelfs protestgroep WOinActie had “hoge verwachtingen”. Alleen dagblad De Telegraaf klonk zuinig en noemde hem een technocraat. 

Je zou denken: het kan alleen maar tegenvallen. Maar Dijkgraaf had een makkelijke start: hij mocht extra geld uitgeven. Er kwam ruim een miljard euro voor de wetenschap bij en ook de basisbeurs zou een comeback maken, om maar iets te noemen. 

Natuurlijk kwam er kritiek op de hoogte van de nieuwe basisbeurs, maar de verwijten bleven niet aan Dijkgraaf kleven. Zijn critici snapten ook wel dat hij die bedragen niet zelf had gekozen.

Stijl
In debatten bleek hij goed te luisteren. De meeste bewindslieden zitten tijdens lange debatten op hun telefoon, schreef dagblad NRC, of ze lezen in hun papieren. “Op één na. Robbert Dijkgraaf, minister van Onderwijs voor D66, luistert altijd.” Het was dan alsof hij een tenniswedstrijd volgde.

Dijkgraaf was ook graag bereid tot overleg. Voor het invoeren van de basisbeurs legde hij een paar opties aan de Tweede Kamer voor. De regeringspartijen bedachten zelf nog een manier om de aanvullende beurs te verruimen (ze schrapten de halvering van het collegegeld voor eerstejaars) en daarna liep het allemaal gesmeerd. 

Hij was zo hoffelijk dat zelfs zijn politieke tegenstanders hem waardeerden. Vrijwel niemand speelde op de man. Misschien viel een groot politiek probleem daardoor bijna niet op: dat hij rechtse en populistische partijen niet of nauwelijks wist te overtuigen van zijn koers. 

Buitenlandse studenten
Neem de internationalisering. Tot ergernis van rechtse partijen kon Dijkgraaf zich niet druk maken om de toestroom van buitenlandse studenten. Hij trok een wetsvoorstel van zijn voorganger terug, terwijl het aantal buitenlandse studenten bleef toenemen. De ophef vond hij overdreven. Hij noemde het schamper een ‘traditie’ dat de kranten bij de opening van het nieuwe studiejaar altijd volstaan met artikelen over dakloze internationals die in tenten moeten overnachten. Hij wilde zich beslist niet laten opjagen. Terecht of niet, hij heeft onderschat hoe rechts Nederland hier tegenaan keek.

De minister sprak van balans, zorgvuldigheid, toetsing en goede afspraken met bestuurders, waarover hij nog even na moest denken. Hij won het ene na het andere advies in. Het duurde langer dan twee jaar voordat hij – inmiddels demissionair – zijn wetsvoorstel naar de Tweede Kamer stuurde. 

Populistische partijen schoven intussen het gebrek aan studentenkamers op internationals af en deden alsof er een makkelijk oplossing was: laten we gewoon weer in het Nederlands lesgeven, dan blijven ze wel weg en wie zal ze missen? Jan-met-de-pet in elk geval niet!

Gelijke kansen
Op het gebied van gelijke kansen had hij de sympathie van de meeste partijen, al bleef het soms letterlijk bij woorden. Hij wilde bijvoorbeeld de term ‘hoger onderwijs’ in het dagelijks taalgebruik afschaffen om de gelijkwaardigheid (de ‘waaier’) van mbo, hbo en wo te versterken. “Alles wat we kunnen doen om de verschillen kleiner te maken, is goed.” 

Hij reageerde wel met daadkracht toen bleek dat studiefinancier DUO discrimineerde in de strijd tegen fraude met de basisbeurs. DUO nam met name studenten met een migratieachtergrond in het vizier, bleek uit journalistiek onderzoek van het HOP, Investico, NOSop3 en Trouw. Het was een schandaal dat hem duidelijk hard raakte. Het algoritme dat verdachte studenten uitzocht stelde hij meteen buiten werking en hij liet de fraudebestrijding grondig onderzoeken.

Maar hij wilde niet erkennen dat er onschuldige studenten zijn geraakt. Ook wilde hij de positie van studenten nog niet versterken: bij twijfel zijn zij nog altijd in het nadeel. Dijkgraaf wilde de doorlichting van het systeem afwachten: dan zou iedereen vanzelf inzien wat er moest gebeuren. Maar inmiddels is het kabinet gevallen en is het maar de vraag wat ermee gaat gebeuren.

Wetenschap
In zijn wetenschapsbeleid zie je hetzelfde patroon terug. In zijn eerste openbare lezing als lid van het kabinet Rutte-IV zei Dijkgraaf tegen de aanwezige wetenschappers: “Velen van u kennen mij als een oud-collega, als ‘een van ons’. Ik hoop van harte dat ik dat mag blijven. Ook de komende jaren als minister.” 

Het leek wel alsof hij de wetenschap wilde beschermen tegen politiek en populisme. “Ga samen met mij voor de feiten staan en bescherm zo onze wetenschappers”, zei hij. Want we hebben wetenschap nog hard nodig om grote problemen op te lossen, was zijn boodschap. Denk maar aan corona, klimaatverandering, sociale ongelijkheid enzovoorts. 

NRC-columnist Maxim Februari wilde het feestje niet verstoren, maar waarschuwde toch dat het wat wereldvreemd klonk. Er zijn problemen met integriteit in de wetenschap en kijk eens naar de woekerwinsten van de farmaceutische industrie. “Mensen lezen hierover, ik lees hierover, de samenleving is niet gek. Waarom komen wetenschapsbestuurders dan toch steevast met die glunderende teksten, geschreven door de marketingafdeling, waarin de wetenschap verschijnt in het stralende licht van de eenzijdige voorlichting?”

Dijkgraafs betoog zou de tegenstanders inderdaad niet overtuigen. BBB won de verkiezingen voor de Provinciale Staten ondanks haar redeloze verzet tegen stikstofregels en het verdacht maken van wetenschappers.

Extra geld
Dijkgraaf had honderden miljoenen euro’s aan extra onderzoeksgeld en ging die verdelen. Er moest rust en ruimte in de wetenschap komen, was zijn idee. De universiteiten kregen 200 miljoen euro per jaar voor landelijke samenwerkingsplannen en er kwam ook geld voor starters- en stimuleringsbeurzen voor nieuwe universitair docenten en andere wetenschappers. 

Hier maakte hij overigens meer tempo. Ook knap: hij zette zijn critici samen met bestuurders in een commissie om over de uitwerking te praten en jawel, ze kwamen eruit. Je kunt plussen en minnen, maar in principe vond iedereen in academisch Nederland het goed nieuws. 

Maar de rechtse bevolking kijkt wat platter naar de wetenschap. Waar betalen we eigenlijk voor? Waarom gaat dat geld niet gewoon naar techniek, innovatie of betere medicijnen?

In een verkiezingsdebat noemde VVD-minister Christianne van der Wal haar collega Dijkgraaf een “fantastische minister”, om in één moeite door zijn beleid te beschimpen en voor bezuinigingen te pleiten. Ook Mona Keizer van BBB, inmiddels beoogd minister van Volkshuisvesting, zat erbij en brak een lans voor samenwerking met het bedrijfsleven: “Anders heb je prachtige dingen bedacht, maar hoe krijg je ze uitgerold?”

Rancune
En dan hebben we het nog niet eens over de rancune waarmee de PVV kennis en wetenschap tegemoet treedt. PVV, VVD, NSC en BBB gaan een miljard bezuinigen op hoger onderwijs en onderzoek en PVV-Kamerlid Reiner Blaauw vierde ronduit feest. Dankzij de bezuinigingen zou de activistische woke-cultuur van de universiteiten verdwijnen, hoopte hij.

“Dat trof mij in het hart”, zei Dijkgraaf onlangs in een interview met dagblad NRC. “Het klinkt als revanchisme. Dat vind ik moeilijk te accepteren.” Waarvan acte. Maar hij was dat revanchisme dus niet vóór. 

Misschien gaf hij te weinig aandacht aan de strijd. Hij profileerde zich als buitenstaander in de politiek, die de nobele taak vervult om zinnig beleid te voeren. Geroepen tot het ambt. 

Die zuinige reactie van De Telegraaf op zijn benoeming wierp misschien zijn schaduw vooruit. Met kalm bestuur kom je er niet altijd. Dijkgraaf was eigenlijk te hoffelijk om de populisten van scherpe repliek te dienen. 

Advertentie