Boodschap aan onderwijsbestuurders
Tweede Kamer: Zwicht niet voor demonstraties
De SGP stelt dat “studenten, academisch personeel en demonstranten op intimiderende wijze druk uitoefenen om de banden met Israëlische instellingen te verbreken vanwege de oorlog in Gaza” aan verschillende Nederlandse onderwijsinstellingen.
Daartoe zijn er allerlei demonstraties en bezettingen in het hoger onderwijs. Geruchtmakend zijn de vernielingen die zijn aangericht bij een bezetting van de Universiteit van Amsterdam. In Utrecht zijn er drie bezettingen door de politie beëindigd. Ook de gezichtsbedekking en het oproepen tot een ‘intifada’ vallen niet bij iedereen in goede aarde.
Maar de acties komen wel ergens vandaan. De druk op Israël loopt op, nu het land zoveel Palestijnen in Gaza heeft gedood in een woedende reactie op de bloedige Hamas-aanval van 7 oktober.
Holocaust-onderzoek
Maar het verbreken van die banden kan volgens het gereformeerde Kamerlid Diederik van Dijk het onderzoek naar de Holocaust ondermijnen. Dat wil hij voorkomen en daarom diende hij een motie in.
De motie verzoekt de regering om bij universiteiten en hogescholen erop aan te dringen dat ze niet zwichten voor de druk. Ook zou de regering aan deze onderwijsinstellingen duidelijk moeten maken dat het onderzoek naar de Holocaust “ongehinderd voortgang moet kunnen hebben”.
Geen enkele partij zegt dat bestuurders zich wel moeten laten intimideren of vindt dat het onderzoek naar de Holocaust gehinderd moet worden. De vraag is alleen: moet de regering zich erin mengen?
De vier nieuwe coalitiepartijen PVV, VVD, NSC en BBB vinden net als de SGP van wel, bleek gisteren bij de stemmingen in de Tweede Kamer. Ze kregen steun van oppositiepartijen CDA, ChristenUnie en JA21.
Eerder debat
De motie was ingediend bij een debat over de aanpak van antisemitisme. Daarin kwamen de protesten in het hoger onderwijs ook ter sprake. De PVV hekelde “een bont gezelschap van academisch links, anarchisten, buitenlandse studenten en migranten die openlijk antisemitische leuzen verspreiden”, zoals ‘van de rivier tot de zee’.
Denk reageerde verbaasd dat de PVV het racisme of antisemitisme bij hoogleraren en studenten aankaartte: “Het is toch de wereld op z’n kop.” Denk verdedigde bovendien de leuze ‘van de rivier tot de zee’, die geen antisemitische oproep zou zijn om Israël van de kaart te vegen, maar juist liefdevol om vrijheid voor Palestijnen zou vragen.
In reactie op de ingediende motie van de SGP wees GroenLinks-PvdA op de academische vrijheid: moet je niet uitkijken wat je aan de universiteiten oplegt? Maar een meerderheid heeft niet het idee dat die vrijheid hiermee aangetast wordt.
De VVD vroeg in dit debat aandacht voor het probleem “dat herdenkingen worden afgelast, Joodse scholen de deur sluiten, Joodse studenten belaagd worden op Nederlandse universiteiten en dat er lijsten worden opgevraagd”.
Open overheid
Dat laatste is een verwijzing naar een Woo-verzoek (Wet open overheid) van de pro-Palestijnse mensenrechtenorganisatie The Rights Forum. Ook andere partijen verwezen ernaar.
The Rights Forum heeft, ruim voor de nieuwe uitbarsting van geweld in de oorlog tussen Israël en de Palestijnen, aan de Nederlandse universiteiten gevraagd welke samenwerkingen er zijn met Israëlische en pro-Israëlische organisaties en instellingen. De procedure loopt nog.
Denk en GroenLinks-PvdA verdedigden dit Woo-verzoek en vonden het onjuist om dit gelijk te stellen aan antisemitisme. Andere partijen vonden dat het in elk geval een antisemitische indruk kon wekken.
Dijkgraaf
Het debat was met demissionair minister Dilan Yesilgöz (Justitie), maar minister Robbert Dijkgraaf (Onderwijs) kwam in een brief op de SGP-motie terug. Hij heeft al met universiteiten en hogescholen over de protesten en de banden met Israël gesproken.
Het ging in die gesprekken onder meer over de beoordelingskaders voor internationale samenwerkingen waar de instellingen aan werken. Dat kader mag niet discrimineren, heeft de minister laten weten. “Er mag in het bijzonder geen sprake zijn van antisemitisme.”
Daarmee zal hij de motie vermoedelijk beschouwen als afgedaan al voordat erover werd gestemd.