Uitsluitend academische leraren is Haagse oprisping
Universiteiten leveren op dit moment te weinig leraren af om de hele bovenbouw van het vwo van docenten te voorzien. Hoe haalbaar is het plan om docenten met een hbo-diploma straks te weren? En zitten middelbare scholen daar wel op te wachten?
“Weer zo’n oprisping uit Den Haag” verzucht Theo van ’t Klooster, conrector van het Sint-Janslyceum in Den Bosch. “Het zou misschien verstandig zijn als politici voortaan eerst bij ons komen kijken. De meeste vwo-docenten die hier lesgeven in de bovenbouw hebben een diploma van een eerstegraads lerarenopleiding in het hbo.” Die kan hij niet binnen 7 jaar allemaal vervangen, dus is de wens van de Tweede Kamer “totaal niet realistisch”.
“Er studeren nu niet genoeg leraren af aan de universiteit. Dat is duidelijk”, zegt ook Jos Beishuizen. Toch ziet de voorzitter van het overleg tussen alle universitaire lerarenopleidingen het niet somber in. De universiteiten werken al aan maatregelen om meer academici voor de klas te krijgen en het aantal afgestudeerden stijgt elk jaar een beetje: van rond de 600 in 2009 naar ongeveer 850 in 2011.
Dat mag ook wel, want de Tweede Kamer wil dat in 2020 alle leraren in de bovenbouw van het vwo een academisch diploma hebben. Een idee van VVD’er Pieter Duisenberg: alleen wie in de universitaire collegebanken begonnen is, mag straks jongeren voorbereiden op een wetenschappelijke opleiding. Over 7 jaar moeten academische leraren “het uitgangspunt” zijn in de bovenbouw van het vwo. Honderd procent kan niet, al was het maar omdat er bijvoorbeeld geen universitaire opleiding tot gymdocent bestaat.
Verontwaardigd
De Vereniging Hogescholen reageerde als door een wesp gestoken. “Totale flauwekul”, noemde voorzitter Thom de Graaf het plan. “Goede leraren hebben kennis van zaken en zijn didactisch bekwaam. Die mensen vind je niet exclusief op universiteiten.”
Ook hbo-lerarenopleidingen roeren zich. “Welke onderbouwing, anders dan een onderbuikgevoel, is er feitelijk voor deze voorgestelde wijziging”, vragen docenten en lectoren van Fontys Hogescholen zich af in een open brief. Er zijn geen kwaliteitsverschillen, benadrukken ze, alleen accentverschillen, of verschillen in expertise. “In een team van leraren zijn beide typen expertise onmisbaar.”
Het hbo levert inderdaad goede docenten af, beaamt Beishuizen, die ook hoogleraar Onderwijskunde is aan de Vrije Universiteit. Maar er zijn volgens hem wel verschillen: “Docenten met een hbo-master staan niet altijd goed genoeg boven de stof. Hbo’ers beheersen het schoolvak, wo’ers beheersen de hele discipline.” Of er in 2020 genoeg academici afstuderen om de droom van Duisenberg in vervulling te laten gaan? “Ik kan niet in de toekomst kijken. Maar het is in elk geval niet één, twee, drie geregeld.”
Duur en lang scholingstraject
Op dit moment heeft zo’n 40 procent van de docenten in Nederland die lesgeven aan de oudste vwo’ers een hbo-diploma. Zij moeten “ruimschoots” de gelegenheid krijgen een wo-master te halen, zei Duisenberg eerder. Maar dat vergt wel wat aanpassingen, vertelt Beishuizen. “De universitaire masteropleidingen zijn overwegend voltijdsopleidingen. Dat gaat gewoon niet als je al een baan hebt. We zullen dus moeten nadenken over meer deeltijdonderwijs. Daarnaast moeten we met elkaar afspreken wat voor eisen we stellen aan een eerstegraadsdocent die al 15 jaar Engels geeft. Die ga je niet de basis uitleggen.”
Dan zijn er nog de tweedegraads leraren met een hbo-bachelor die willen doorstuderen omdat ze ook in de bovenbouw van havo en vwo willen lesgeven. Zij zullen dit vanaf nu liever in het wo doen. Wat zijn hun opties? Zij moeten waarschijnlijk eerst een tussenjaar volgen, dan een academische vakmaster en dan pas kunnen ze aan hun universitaire lerarenopleiding beginnen. “Dat duurt dus twee jaar langer”, stelt Beishuizen vast. “Misschien iets minder als studenten al tijdens hun bachelor wat extra vakken volgen of vrijstellingen kunnen krijgen.”
Kortom: dat kost hbo’ers veel extra tijd en geld. Helemaal als in 2014 de basisbeurs voor masterstudenten daadwerkelijk wordt afgeschaft. “Dat wordt een bottleneck”, voorspelt Beishuizen.
Haalbaarheid
“Binnen 7 jaar duizenden mensen omscholen, lijkt me niet haalbaar”, vreest Eugène Bernard, voorzitter van Ons Middelbaar Onderwijs, een vereniging van 31 Brabantse middelbare scholen. Het voortgezet onderwijs heeft inderdaad meer jonge academische leraren nodig, beaamt hij, “maar je kunt niet zomaar een doelstelling de wereld inslingeren zonder dat je duidelijk maakt hoe je die wilt bereiken”.
Bovendien, alleen leraren met een universitair papiertje? Dat moet je volgens Bernard helemaal niet willen. “Het is mijn stellige overtuiging dat een school juist een mix van verschillende typen mensen moet hebben om het beste onderwijs te geven.” Dat VVD’er Duisenberg zich weinig aantrekt van het lot van eerstegraads leraren met een hbo-diploma steekt hem: “Zij zetten zich met hart en ziel in voor hun klas en voelen zich nu gediskwalificeerd.”
Sommige leraren zijn inderdaad bezorgd over hun baan, beaamt conrector Theo van ’t Klooster van het Sint-Janslyceum in Den Bosch. “Maar lang niet allemaal”, haast hij zich te zeggen. “De meesten reageren schamper.”
Los van de praktische haalbaarheid, wil Van ’t Klooster ‘zijn hbo’ers’ ook helemaal niet wegsturen. “Zij zijn uitstekend geschikt om les te geven in het vwo. Uiteindelijk heb je met elk masterdiploma een academisch denkniveau. Dan doet het er niet toe of je in een universitair collegebankje begonnen bent
Eerste- of tweedegraads leraar
Hogescholen leiden al jaren eerstegraadsleraren op voor de hoogste klassen van havo en vwo. Studenten volgen deze masteropleidingen na hun tweedegraads lerarenopleiding – een bachelor – waarmee ze alleen les mogen geven in het vmbo en de onderbouw van havo en vwo. De hbo-masterprogramma’s duren vaak anderhalf jaar, en er studeerden in 2011 zo’n 550 studenten af. Grofweg tweederde van het programma bestaat uit inhoudelijke vakken om de vereiste academische kennis op te doen.Ook universiteiten leiden eerstegraadsleraren op. Dit zijn studenten die al een bachelor én een vakinhoudelijke master hebben gevolgd, waarna ze in een jaar tijd leren lesgeven. In 2011 studeerden er rond de 850 studenten af