Universiteiten mogen als experiment studentpromovendi aanstellen
Acht jaar lang mogen universiteiten experimenteren met promotieopleidingen waarin promovendi een studiebeurs in plaats van een salaris krijgen. Dat heeft het kabinet zojuist aangekondigd.
De nieuwe promotieopleidingen zijn goedkoper voor universiteiten, omdat ze de student-promovendi niet in dienst nemen en ze geen sociale premies hoeven te betalen. De universiteiten lobbyen al jaren voor deze vorm van promotieonderwijs, die in het buitenland gebruikelijk is.
In Nederland zijn promovendi in principe in dienst van de universiteit. Telkens als de universiteiten daar verandering in wilden brengen, haalden ze bakzeil bij de rechter of kwamen ze in de problemen met de belastingdienst. Slechts één recent vonnis stelde een universiteit daarbij in het gelijk.
Maar de universiteiten hielden vol en vonden uiteindelijk gehoor bij de politiek. Aanvankelijk wilde het kabinet meteen wettelijk vastleggen dat universiteiten hun promovendi naar believen als student of werknemer mochten beschouwen, maar vanwege hevige kritiek van de Raad van State komt er eerst een achtjarig experiment. Daaraan mogen tweeduizend promovendi meedoen.
Het kabinet hoopt dat universiteiten op deze manier meer promovendi kunnen opleiden en bovendien beter onderwijs verzorgen voor promovendi. De aansluiting op de arbeidsmarkt zou ook moeten verbeteren. Nu krijgen universiteiten vaak de kritiek dat ze hun promovendi niet voorbereiden op een loopbaan buiten de academie.
Universiteiten krijgen veel vrijheid in de vormgeving van hun experiment. Zo mogen ze ook driejarige trajecten of juist vijfjarige trajecten aanbieden, al verwacht minister Bussemaker (OCW) dat de promotieopleidingen in de regel vier jaar zullen duren.
Het voordeel van de studentstatus zou zijn dat promovendi onderwijs kunnen eisen van hun universiteit, meer vrijheid krijgen in de keuze van hun onderwerp en geen verdere werkzaamheden hoeven te verrichten. Het nadeel is dat ze bijvoorbeeld geen pensioen opbouwen en zelfs collegegeld moeten betalen.
Een van de vragen die het experiment moet beantwoorden is of de promotoren een verschil in kwaliteit zien tussen studentpromovendi en werknemerpromovendi. Ook de waardering van de promotiestudenten voor hun onderwijs komt in de evaluatie aan bod, net als de voorbereiding op de arbeidsmarkt.
Tot en met 2018 mogen studentpromovendi instromen. Ze krijgen een beurs uit het profileringsfonds. Mocht het experiment tussentijds worden afgebroken, dan moeten de universiteiten deze promovendi voor de resterende tijd alsnog in dienst nemen.
Een van de wensen van regeringspartijen VVD en PvdA is dat er meer diversiteit in de soorten promotie komt. Behalve studentpromovendi en werknemer-promovendi zouden er ook meer ‘professional doctorates’ moeten komen: promoties in samenwerking met het bedrijfsleven.
Dat onderwerp wil de VVD morgen aan de orde stellen als de Tweede Kamer over het wetenschapsbeleid debatteert. Kamerlid Pieter Duisenberg zou graag zien dat bedrijven en universiteiten de kosten voor een promovendus vaker delen, zei hij vandaag tegen BNR Nieuwsradio. Dat zou ook meer toepassingsgericht onderzoek opleveren.
De SP ziet het met lede ogen aan en wil juist minder invloed van het bedrijfsleven op de wetenschap. “De grootste ontdekkingen komen voort uit vrij onderzoek, dat kun je niet sturen en het Kabinet al helemaal niet”, meent Kamerlid Jasper van Dijk. Hij waarschuwt voor een “uitholling van het fundamenteel onderzoek”.
Het Promovendi Overleg Utrecht (Prout) zei afgelopen zomer nog dat een eerder experiment met beurspromovendi in Utrecht was mislukt. Zij baseerden zich op een bursalenproject eind jaren negentig.