Universiteiten willen eigen onderwijskwaliteit bewaken
De plannen van minister Bussemaker gaan niet ver genoeg, vindt Karl Dittrich van universiteitenvereniging VSNU. Slechts zes universiteiten mogen straks een instellingsaccreditatie aanvragen en dat zijn er te weinig.
“We willen het onderwijs teruggeven aan docenten en studenten”, zegt VSNU-voorzitter Karl Dittrich. En dat wordt volgens hem ook hoog tijd. Het huidige stelsel van opleidingskeuringen leidt tot “ongelooflijke paniek”.
Het zou helpen als universiteiten hun eigen onderwijskwaliteit mogen bewaken, zodat docenten minder last hebben van de opleidingsaccreditaties. Maar van de minister mogen in de komende jaren slechts zes universiteiten hiermee experimenteren. De Universiteit Utrecht wil graag één van die zes zijn.
Willen alle universiteiten dan die nieuwe instellingsaccreditatie aanvragen?
“Op één na, misschien.”
Maar allerlei opleidingen in de geesteswetenschappen kregen vorig jaar een gele kaart en eerder kwamen de rechtenopleidingen alleen met hangen en wurgen door de keuring. Waar halen universiteiten het vertrouwen vandaan dat ze het zelf wel kunnen?
“Docenten en studenten voelen zich nu niet meer de eigenaar van het onderwijs en dat moet veranderen. Wij zullen beter in staat zijn te praten over de kwaliteit van het onderwijs als studenten en docenten samen de criteria mogen bepalen.”
De opleidingen lieten soms flinke steken vallen.
“Dat is de vraag. En als dat zo is, was het vast ook op een andere wijze naar buiten gekomen. Natuurlijk is het altijd verstandig om van buiten naar binnen te kijken en dat zullen universiteiten ook blijven doen. Maar we moeten docenten en studenten ervan overtuigen dat het gaat om hún kwaliteit, en niet om criteria die van buitenaf zijn opgelegd.”
Is het niet al te makkelijk om je eigen normen te kiezen?
“Helemaal niet. Het is niet makkelijk als je de medezeggenschap en de opleidingscommissies een belangrijke rol geeft. Je moet dan samen bepalen wat kwaliteit is. Het vergt een groter commitment van studenten en docenten. Wat zijn de doelen van de opleiding? Op welke manier kunnen we het onderwijs beoordelen, waarop willen we afgerekend worden? Eigenaarschap van het onderwijs vind ik belangrijker dan welk thema dan ook.”
Kan het niet prettig zijn om buitenstaanders te laten oordelen? Dan heb je een stok om mee te slaan als het onderwijs niet goed is.
“Zo werkt dat toch niet? Er zit niemand in het onderwijs die bewust bezig is om slecht onderwijs te geven. We willen graag verbeteringen aanbrengen, maar daar is het stelsel nu niet op gericht. Op dit moment is ‘beter’ de vijand van ‘goed’. Een onvoldoende van de NVAO leidt tot ongelooflijke paniek en dat is nergens voor nodig. Maar het gevolg is dat overal een protocol voor wordt gemaakt en elk risico wordt vermeden.”
Zijn academici dan zulke bange mensen?
“Nee, maar het is gewoon te onvoorspelbaar wat er uit de visitaties komt. En het is ook niet goed hoe de uitkomsten worden opgepikt in de publiciteit. Een herstelperiode zou voor een opleiding moeten betekenen dat het licht op oranje staat, maar in de praktijk doet iedereen alsof het op rood is gesprongen. Dan staat opeens de waarde van de diploma’s ter discussie. Dat is wat mensen bang maakt. Het is precies wat nooit is beoogd met dit accreditatiestelsel, maar ik vrees met grote vreze dat het zo gaat.”
De Landelijke Studenten Vakbond denkt dat alleen controles van buitenaf de kwaliteit kunnen garanderen.
“Daar ben ik enigszins verbijsterd door. Ook al is er af en toe een incident, dat vangen we wel op. Er heerst onder studenten over het algemeen grote tevredenheid, ook over docenten. Dat zie je aan de oordelen in de Nationale Studenten Enquête, die weer gestegen zijn. Dankzij het geld van het studievoorschot krijgen we bovendien de mogelijkheid om de balans tussen onderwijs en onderzoek hier en daar te herstellen. Daarvoor moeten we niet zomaar extra tutoren aannemen, maar mensen die én onderwijs én onderzoek doen.”