Na grote tienjarige subsidie
Utrechts babyonderzoek stopt; geen nieuwe financiering gevonden
Utrechtse onderzoekers volgden de afgelopen jaren de ontwikkeling van zo’n drieduizend Utrechtse baby’s. Nog voor hun geboorte bezochten hun moeders het KinderKennisCentrum – eerst gevestigd onder het Van Unnikgebouw en tegenwoordig in het UMC Utrecht – om 3D-echo’s te maken, dna-materiaal af te staan en vragenlijsten in te vullen. In de eerste levensjaren kwam het kind meerdere malen terug naar het Utrecht Science Park om onderzocht en geobserveerd te worden.
De onderzoeken maakten deel uit van het YOUth- (Youth Of Utrecht-) onderzoek. Dat ging in 2013 van start nadat hoofdaanvrager Chantal Kemner, hoogleraar Biologische Ontwikkelingspsychologie, met een consortium van zeven universiteiten een jaar eerder een NWO-zwaartekrachtsubsidie van 27,6 miljoen euro had gekregen, de eerste voor de UU.
Na tien jaar komt er nu een einde aan dat onderzoek, omdat er geen structurele financiering voor het grootschalige project te vinden is. Hoewel er een rijkdom aan data werd opgebouwd, is Kemner teleurgesteld. Onderzoek dat volgens haar wereldwijd uniek is, komt tot stilstand.
“Het is heel breed, maar tegelijkertijd fijnmazig onderzoek naar kinderontwikkeling. Hoe langer je kunt meten hoe meer je kunt verklaren. Hoe komt het dat deze puber agressief is of dat het met deze volwassene niet goed gaat? Die mogelijkheid om terug te kijken, blijft nu beperkt.”
Foto: Ed van Rijswijk
Een fabriek gebouwd
Met het YOUth-onderzoek willen Kemner en haar collega’s beter begrijpen hoe kinderen sociale vaardigheden aanleren en hoe ze leren zich te beheersen. Daarvoor was het nodig om meerdere metingen uit te voeren: naar de hersenontwikkeling en naar de erfelijke aanleg bijvoorbeeld. Maar ook naar de ontwikkeling van het gedrag van het kind en de invloed van de ouders en de verdere omgeving daarop.
Dat was een hele opgave. Het is bekend dat onderzoek met kinderen vaak uiterst complex is. Voor het Utrechtse lab moest daarom een zo gecontroleerd mogelijke omgeving worden gecreëerd.
“We hebben een fabriek gebouwd”, zo omschrijft Kemner het nu beeldend, “compleet met kwaliteitscontroles en flowcharts om er maar voor te zorgen dat metingen goed verlopen en over de tijd constant blijven, dat data goed worden opgeslagen en dat ouders goed worden geïnformeerd.”
Pioniersrol
Die aanpak heeft zijn vruchten afgeworpen, vindt Kemner. Op de website worden enkele voorbeelden gegeven van onderzoeksresultaten. Die bestrijken een breed gebied van de ontwikkeling van het babybrein tot de taalontwikkeling van het kind en de invloed van ouders als het gaat om het aanleren van zelfbeheersing.
De hoogleraar is daarbij “enorm trots” op de pioniersrol die het YOUth-onderzoek vervult voor het zogenoemde ‘Fair’ (Findable, Accessible, Interoperable, Reusable) en veilig aanbieden van onderzoeksgegevens. Het onderzoeksteam wordt daarvoor alom geprezen. Samen met de universitaire afdeling ITS werd Yoda opgezet, een systeem voor het opslaan en delen van onderzoeksgegevens dat veel navolging krijgt in het land.
Maar Kemner weet ook dat de grootschalige en dure opzet van het onderzoek meteen de achilleshiel was. Vanaf het begin was duidelijk dat het moeilijk zou worden om na tien jaar nieuw geld te vinden om het project voort te zetten.
Duur lab
Volgens de hoogleraar gaat het bij onderzoeksfinanciering in de sociale wetenschappen meestal om geld voor promovendi. “En wij hebben geld nodig voor een instrument, een voorziening. Bij het YOUth-onderzoek zijn wel veel mensen betrokken, maar dat zijn geen promovendi. Bij ons gaat het vaak om baliemedewerkers, researchassistenten of data-experts. En dan wordt het dus moeilijk om geld te krijgen van NWO.”
Veel onderzoek naar de ontwikkeling op lange termijn overleeft volgens Kemner op kleine potjes, soms bijvoorbeeld via subsidies van gemeenten. Maar dan wordt vaak gebruik gemaakt van standaardmethoden, vragenlijsten bijvoorbeeld. “Wij gebruiken dure labvoorzieningen en hebben mensen met heel specifieke expertise nodig. Dan kun je niet even alles op een lager pitje zetten om het later weer op te pikken.”
Lange tijd hoopte Kemner nog dat het belang van haar onderzoek zo evident zou zijn, dat er ergens toch nog geld te vinden zou zijn buiten de calls om. Zeker omdat het YOUth-onderzoek zich onderscheidde door de toegankelijkheid van de data en de hoge kwaliteit daarvan, leek haar dat niet onwaarschijnlijk.
“Maar het speelveld is veranderd. Tien jaar geleden had je als wetenschapper nog wel een direct contact met ambtenaren, er waren meer achterdeurtjes. Zo werken we niet meer. En daar is natuurlijk ook veel voor te zeggen.”
Covidbaby’s
“Het is heel jammer en onbevredigend dat het zo inefficiënt is”, concludeert Kemner over de wetenschapsfinanciering. “We hebben een prachtige dataset opgebouwd die we relatief gemakkelijk nog veel mooier hadden kunnen maken.”
In een LinkedIn-post gaf Kemner eerder dit jaar een sprekend voorbeeld. Het YOUth-onderzoek heeft gegevens van metingen van honderden baby’s die in de coronatijd werden geboren. Kemner had de ontwikkeling van die kinderen heel graag willen volgen.
“Oneerbiedig gezegd was covid een fantastisch sociaal experiment”, licht ze toe. “Kinderen gingen niet naar de kinderopvang en zagen weinig andere kinderen en volwassenen. Wat doet dat met hun ontwikkeling? Dat kregen wij zo in onze schoot geworpen, maar we kunnen er niets mee doen.”
Kemner besloot haar LinkedIn-post met. “Tijd voor duurzame overheidsfinanciering van de wetenschap. Overheid leest u mee?”
Duurzaamheid van financiering
Het was een “hartenkreet uit frustratie”, zegt ze. “We hebben onze mond vol over duurzaamheid. Nou, dit is precies waar het om gaat.”
Ze laakt de neiging van onderzoeksfinanciers om steeds op zoek te gaan naar de new kid on the block. “We zitten in een modus waarin er vooral geld is voor iets nieuws, nieuwe dingen, nieuwe mensen.”
Er moet juist worden voortgebouwd op instrumenten die zich bewezen hebben, vindt ze. “Laten we niet het wiel steeds opnieuw uitvinden: weer een nieuw cohort, weer een nieuwe studie. Met ons onderzoek had je nog zoveel dingen kunnen doen en onze groep deelnemers was steeds waardevoller geworden.”
Omdat ze zelf NWO-domeinbestuurder was, begrijpt ze de weerzin tegen het zogenoemde ‘Matheus-effect’, de situatie waarin een beperkt aantal toponderzoekers alle subsidies opslurpen. “Maar als het over instrumenten gaat die breed gebruikt kunnen worden, dan moet je toch niet steeds weer opnieuw beginnen? Die moet je koesteren.”
“Waarom kan NWO niet zeggen tegen nieuwe aanvragers: je hebt een streepje voor als je bestaande data gebruikt? Daar bespaar je veel geld mee. En daar kun je dan weer je wetenschappelijke faciliteiten van onderhouden.”
Foto: Ivar Pel
De valkuil van blauwe ogen
Om dezelfde redenen noemt Kemner zich een groot voorstander van samenwerking tussen wetenschappers. Voor het YOUth-onderzoek zette ze haar eigen onderzoekslijn naar autisme tien jaar geleden opzij.
“Als je alleen maar stuurt op die individuele onderzoekslijnen dan betekent dat versnippering op alle gebieden: methodologisch, theoretisch en financieel. Naar mijn idee komen we als wetenschap alleen verder als we de krachten bundelen.”
Ter illustratie vertelt de hoogleraar hoe de grootschalige opzet van het YOUth-onderzoek er ook nog eens voor zorgt dat onderzoeksmethoden en onderzoeksresultaten sterker worden.
“Omdat we zulke grote groepen onderzoeken, ontdekken we ook waar onze eigen valkuilen zitten. Wij kwamen er bijvoorbeeld achter dat de eyetracking-methoden waarmee we oogbewegingen van kinderen volgen, beter werkt bij kinderen met bruine ogen dan met blauwe ogen. Dat wisten we eerder niet, en daar kom je in kleine studies ook niet achter.
“Zoiets kan grote gevolgen hebben; onderzoekers zouden bijvoorbeeld in een vergelijking van Zweedse kinderen en Italiaanse kinderen onterecht tot de conclusie kunnen komen dat Zweedse kinderen onrustiger zijn. En voor je het weet ben je een stap verder en is er een verband gelegd met dat Zweedse kinderen vaker naar de crèche gaan.”
Ze concludeert: “Je haalt er de krant niet mee, maar de wetenschap wordt wel sterker als je jezelf kunt controleren.”
De belofte van de data
Per 31 oktober komt het YOUth-onderzoek ten einde. Kemner hoopt stiekem toch wat subsidie te vinden om kleinere deelonderzoeken voort te zetten, wie weet naar de covidbaby’s. Maar het KinderKennisCentrum sluit te deuren voor de baby’s van het YOUth-onderzoek.
Buiten de ruim dertig onderzoekers zijn er nu nog meer dan dertig medewerkers verbonden aan het project. De meesten proberen elders een baan te vinden of hebben dat al gedaan. Mogelijk dat een enkele medewerker betrokken kan blijven bij het beheer en de uitgifte van de al verzamelde data.
Want op dat vlak is nog heel veel mooi werk te verrichten, meent Kemner. Naar haar gevoel weten nog te weinig wetenschappers dat er in Utrecht waardevolle data liggen te wachten om gemijnd te worden. “De communicatie daarover kost ook geld. En dat hebben we niet.”
Daarnaast biedt de opkomst van kunstmatige intelligentie mogelijkheden om de hele rijkdom van de dataset te ontdekken. “Het is heel spannend om op zoek te gaan naar verbanden waar we eerder nog helemaal niet over nadachten. Daar gaan nu zo’n tien onderzoekers mee aan de slag.”
“Er mag dus niet een beeld ontstaan dat we er allemaal niets aan hebben”, benadrukt Kemner. “Dat maken we ook in de communicatie naar de ouders heel duidelijk. Die vinden het net zo jammer dat het project stopt, al was het maar omdat de kinderen het zo leuk vonden om mee te doen. Hun deelname is uiterst waardevol geweest. We hebben een schatkist in handen, we zagen alleen een nog veel grotere staan.”