UU-masteropleidingen vragen minimumcijfer voor toelating
Studenten die zich aanmelden voor een van de Utrechtse masteropleidingen van Sociale Geografie en Planologie moeten een 6,5 als gemiddeld bachelorcijfer hebben. Ook de master Internationale Betrekkingen hanteert een minimumcijfer.
Dit najaar ontstond politieke onrust toen bleek dat steeds meer masters minimumcijfers vragen aan studenten die zich aanmelden. Zijn universiteiten bezig studenten met mindere studieprestaties buiten te sluiten?, vragen politici en studentenbonden zich af.
Na de afschaffing van de zogenoemde doorstroommaster vorig jaar heeft de UU alle masteropleidingen als “selectief” aangemerkt. In navolging van de minister stelt de universiteit dat opleidingen een minimumcijfer mogen hanteren, zolang dat niet het enige criterium is.
Vooralsnog maken weinig Utrechtse masteropleidingen gebruik van de mogelijkheid minimumcijfers te eisen, maar sommige doen het wel.
Zo vragen researchmasters van Sociale Wetenschappen en Geesteswetenschappen gemiddelde bachelorcijfers die hoger dan gemiddeld zijn. Maar de tweejarige opleidingen in de alfa- en gammahoek zijn al langer bedoeld voor de betere student. Daar werd vaak al voor geselecteerd.
Ook de eenjarige masteropleidingen van Sociale Geografie en Planologie hebben nu een ondergrens vastgesteld. Deze opleidingen waren vroeger toegankelijk voor eenieder met een bachelordiploma.
“Als je wilt selecteren, dan is een cijfer eigenlijk het meest voor de hand liggend”, denkt secretaris van de toelatingscommissie Jos Bierbooms. “In een motivatiebrief is iedereen even gemotiveerd en anders schrijven ze het wel zo op.”
Bovendien zagen de Utrechtse geografen dat studies in Amsterdam een ondergrens inbouwden van een 7. “Als je dan zelf niets doet, dan loop je het risico een afvoerputje te worden.”
Maar Bierbooms benadrukt dat het om “een zachte 6,5” gaat. “Iemand met een 6,4 die goed heeft doorgestudeerd komt er gewoon in.”
Volgens hem zal er voor verreweg de meeste studenten dan ook weinig veranderen. “Het gaat waarschijnlijk om die een of twee studenten die we vroeger moesten toelaten terwijl we zeker wisten dat het niets zou worden.”
De Utrechtse master Internationale Betrekkingen in historisch perspectief eist sinds dit jaar dat studenten die zich aanmelden gemiddeld een 7 hebben gescoord in relevante bachelorvakken.
Maar hier gaat het om een opleiding met een studentenstop, een numerus fixus. Dit soort opleidingen mag van de universiteit sowieso de beste studenten uit de lijst geïnteresseerde studenten pikken. Vorig jaar meldden zich 150 studenten voor 60 plekken.
Volgens programmacoördinator Peter Malcontent zijn studieprestaties in specifieke bachelorvakken waarin onderzoeksvaardigheden centraal staan een goede indicatie voor het gemak waarmee een master kan worden afgerond. “We vragen die 7 omdat we realistisch zijn, niet omdat we elitair willen zijn.”
Volgens de programmacoördinator biedt een cijfer als toelatingscriterium belangstellende studenten bovendien veel duidelijkheid. “Vroeger kregen we heel veel vragen van bachelors die wilden weten waaraan ze precies moesten voldoen.”
Op de kritiek vanuit de studentenbonden dat hij hiermee laatbloeiers of bachelorstudenten met bestuurlijke of maatschappelijke activiteiten op hun cv uitsluit, zegt Malcontent. “Mijn ervaring is dat studenten die echt relevante werkzaamheden hebben verricht, ook goed scoren op de vakken die we belangrijk vinden. Verder kan ik er niet op gokken dat iemand in krap een jaar, want zo kort duurt het programma, zijn potentie opeens wel gaat benutten. Die luxe heb ik helaas niet.”
DUB publiceert vandaag ook een achtergrondartikel waarin dieper wordt ingegaan op de wijze waarop Utrechtse masteropleidingen selecteren.