Weinig begrip voor neutrale standpunt universiteit
‘UU riskeert medeplichtigheid aan genocide Israël”
De collegezaal in Janskerkhof 15 zit propvol deze maandagmiddag, in een andere zaal zitten ook nog tientallen belangstellenden. Er waren meer dan honderd aanwezigen. Veelal zijn het studenten, maar ook een aantal medewerkers blijkt mee te willen praten over de rol van de Utrechtse universiteit in het Gazaconflict. Een dialoog is het nauwelijks te noemen. Alle aanwezigen vinden dat Israël zich schuldig maakt aan genocide en dat de UU zich daar krachtig tegen moet uitspreken.
Aan het eind van de ruim drie uur durende sessie bezinnen de studenten zich op verdere acties. De universiteit voor de rechter slepen? Een gebouw bezetten? Weigeren collegegeld te betalen? De universiteitsraad benaderen?
Eerder is er een petitie van studenten en medewerkers met ruim duizend handtekeningen overhandigd en heeft zowel een studenten- als personeelsdelegatie een gesprek gehad met het bestuur van de universiteit. De universiteit heeft aangegeven zich neutraal op te stellen. De universiteit wil een veilige plek voor iedereen zijn, ongeacht afkomst en met respect voor ieders mening.
Israëlische universiteiten
De aanwezigen hebben geen begrip voor dit standpunt. In het eerste deel van de bijeenkomst reflecteren drie wetenschappers op de positie van universiteiten in dit conflict. Nahed Samour, verbonden aan de Rechtenfaculteit van de Radboud Universiteit, betoogt dat de universiteit een staatsorgaan is en daarmee gebonden aan uitspraken van de genocide-conventie waarin staat dat een staat of een onderdeel van de staat afstand moet nemen van genocide. Samour vindt dat aan de orde, mede naar aanleiding van de recente uitspraak van het Internationale Gerechtshof in Den Haag waarin gesproken werd over ‘mogelijke genocide’. Dat wordt onderschreven door Raz Segal, een holocaustonderzoeker van Stockton University.
Het meest uitgesproken is Omar Barghouti, een Palestijnse promovendus van de Universiteit van Amsterdam. Hij stelt dat alle Israëlische universiteiten bijdragen aan de strijd tegen de Palestijnen en dus dat samenwerking met deze universiteiten, zoals Utrecht doet, medeplichtigheid impliceert. Hij hekelt ook de uitspraak van de universiteit dat het ‘veilig voor iedereen wil zijn’. “Dat is geen reden om de discussie uit de weg te gaan en genocide te ondersteunen. Iedereen moet zich veilig voelen, maar een discussie over genocide mag ook ongemakkelijk zijn. Dat hoort ook bij het academische debat.”
Persoonlijke brief
In het tweede deel geven studenten en medewerkers van de UU aan hoe zij de houding van de UU ervaren. Hoogleraar Nederlandse Literatuur Geert Buelens en hoogleraar Kees Koonings van Culturele Antropologie keren zich tegen de Israëlische agressie en zeggen de actievoerders te ondersteunen. Zeven studenten schreven een persoonlijke brief aan het bestuur en twee studenten vertellen dat zij dit deden omdat zij zich niet veilig voelen in een omgeving waarin genocide niet weersproken wordt. Ze snappen niet dat de universiteit bij de oorlog in Oekraïne wel partij koos en nu niet. Ook zegt een student dat de ondersteuning voor Palestijnse studenten te wensen overlaat: “Een student ging naar de studieadviseur vanwege de situatie thuis. De studieadviseur zei dat het erg was voor de student, maar dat er geen uitzondering gemaakt kon worden en de colleges gewoon gevolgd moesten worden.”
Gedurende de bijeenkomst kwam er een reactie van het universiteitsbestuur binnen. Het college van bestuur gaat samen met de vereniging van universiteiten (UNL) nadenken of ze de visie op het conflict in Gaza moeten heroverwegen. Aanleiding daarvoor is de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof in Den Haag die in de zaak die Zuid-Afrika had aangespannen spreekt over ‘mogelijke genocide’. Vooralsnog wordt het standpunt van de UU niet aangepast, maar er is wel meer ruimte voor verandering. Daar hielden de aanwezigen zich dan maar aan vast.