In top tien
Veel geld naar Nederlands hoger onderwijs, maar er kan nog meer bij
Maandag publiceerde de economische samenwerkingsorganisatie OESO haar jaarlijkse rapport Education at a glance, met dit keer extra aandacht voor het hoger onderwijs. Dat moet zich aanpassen nu er zoveel jongeren gaan studeren, menen de rapporteurs.
In de 38 aangesloten landen blijven de studentenaantallen maar groeien. In het jaar 2000 had maar 27 procent van de 24 tot 34-jarigen een wo- of hbo-diploma, tegen 48 procent in 2021. Universiteiten en hogescholen moeten dus inspelen op de steeds diversere groep studenten in de collegebanken.
Een opleiding in het hoger onderwijs lijkt overal de nieuwe norm te zijn geworden, waardoor beroepsopleidingen in het gedrang komen. Sommige studenten zouden eigenlijk beter op hun plaats zijn in een beroepsopleiding, menen de rapporteurs, maar dan moet je die opleidingen wel aantrekkelijker maken en onder meer de banden met het hoger onderwijs versterken. Ook moeten deze studenten de mogelijkheid krijgen om later alsnog door te studeren.
Investeringen
In het rapport staan ook veel vergelijkingen die licht werpen op de verschillende keuzes in de aangesloten landen. Hoeveel wil je bijvoorbeeld uitgeven aan hoger onderwijs en onderzoek? Nederland behoort tot de top tien en besteedt dus meer geld dan gemiddeld.
Het staat echter niet in de top vijf, schrijven onderwijsministers Dijkgraaf en Wiersma in reactie op het OESO-rapport, “en dat past niet bij de ambitie die we hebben”. De bewindslieden verwachten dat de aangekondigde extra investeringen daar verandering in zullen brengen.
Bron: Education at a Glance, OESO. Landen boven het gemiddelde.
Vanwege de groeiende aantallen studenten dreigt het Nederlandse hoger onderwijs in de knel te komen, aldus Dijkgraaf. Vandaar de keuze voor extra uitgaven. Ook herhaalt de minister dat hij op zoek gaat naar “nieuwe instrumenten om de studentenstromen te beheersen”, vanwege de vele internationale studenten die naar Nederland komen.
Stress
Er komt ook een nieuwe basisbeurs. Dat lijkt ook geen overbodige luxe, want relatief veel Nederlandse studenten hebben nu een bijbaan naast hun opleiding: 47 procent tegen 17 procent gemiddeld in de OESO-landen. Verder lopen relatief veel studenten vertraging op, al behalen de meesten uiteindelijk wel hun diploma. Het ministerie neemt die uitkomsten mee in een nieuw onderzoek naar prestatiedruk en stress onder studenten.
Ook de werkdruk van docenten is in Nederland relatief hoog. Gemiddeld geeft één docent les aan 15 studenten, en daarmee scoort Nederland maar net op het OESO-gemiddelde. Daar staat tegenover dat het personeel in het hoger onderwijs relatief jong is.
Bron: Education at a Glance 2022. Landen boven het gemiddelde. Peiljaar 2019.
Tekortsectoren
Het OESO kijkt ook wat er op de arbeidsmarkt gebeurt. Nederlandse afgestudeerden doen het daar goed. Van de mensen met een ho-diploma heeft 91 procent een baan, ruim boven het OESO-gemiddelde van 85 procent.
Daar staat tegenover dat Nederland een aantal hardnekkige ‘tekortsectoren’ heeft. Maar 12 procent van de studenten volgt bijvoorbeeld een bèta-technische opleiding, tegen 16 procent gemiddeld in de OESO-landen.