Veel tijdelijke docenten, hoe erg is dat nu eigenlijk?
Tijdelijke docenten geven geen slechter onderwijs en zonder kan een universiteit niet. Wat het faculteitsbestuur Geesteswetenschappen betreft moet “het drama uit de discussie” over tijdelijke aanstellingen. Maar de zorgen bij veel leden van de faculteitsraad blijven.
Het was een opmerkelijke botsing eind december in de faculteitsraad Geesteswetenschappen. Raadslid Ido de Haan sprak zijn verontwaardiging uit over de bagatelliserende toon van het faculteitsbestuur in een notitie (pdf) over het tijdelijk personeel in het bacheloronderwijs.
Hoewel het percentage tijdelijke docenten binnen sommige bacheloropleidingen hoger dan 60 procent blijkt te zijn, vindt het faculteitsbestuur “het onduidelijk tot welke conclusies deze gegevens dienen te leiden.”
Als een van de trekkers van de Rethink-beweging die vorig jaar de problematiek van de vele tijdelijke aanstellingen agendeerde, had De Haan om de cijfers gevraagd. Gezien de uitkomsten, was het faculteitsbestuur naar zijn mening opvallend lichtzinnig. “De zorgen van de medewerkers zijn toch bekend? Of wordt hier misschien een positie gemarkeerd?”
Dat bleek het geval. “Deze notitie is inderdaad bedoeld om het probleem te relativeren”, stelde decaan Algra. “Ja er is een probleem, maar je kunt ook dramatiseren. Vandaar de luchtige toon.”
Het bestuur gaf aan nuchter te willen beoordelen of de kwaliteit van het onderwijs op orde is en of de faculteit er een deugdelijk personeelsbeleid op na houdt. Welk aandeel vast of tijdelijk personeel daar dan bij hoort, is volgens Algra en zijn collega’s van ondergeschikt belang.
Alleen de generieke cao-afspraken waarin een maximum van 22 procent tijdelijk personeel onder docenten en hoogleraren is opgenomen, doen er volgens het faculteitsbestuur toe. Op dit moment zit Geesteswetenschappen op 28 procent.
Volgens het faculteitsbestuur blijkt tijdelijk personeel vaak uitstekend college te geven. En internationaal gezien is het aan universiteiten helemaal niet vreemd dat docenten beginnen met tijdelijke aanstellingen. In de VS worden veel werkgroepen zelfs door teaching assistants gegeven.
Zonder tijdelijke docenten kan een universiteit bovendien niet, denkt het bestuur. De organisatie moet kunnen in springen op verschuivingen in studentenaantallen. Ook is het gebruikelijk dat medewerkers die zich met onderzoeksubsidies uitkopen uit het onderwijs, vervangen worden door tijdelijke medewerkers.
Maar daarmee wilde het faculteitsbestuur niet zeggen dat alles koek en ei is. In de notitie van het faculteitsbestuur staan enkele voorstellen tot verbetering van de onderwijskwaliteit en het personeelsbeleid. Zo moeten tijdelijke docenten opereren onder de verantwoordelijkheid van een ervaren docent en adequaat begeleid en getraind worden. Daarnaast moeten ze in aanmerking kunnen komen voor universitaire onderwijskwalificaties en onderzoek kunnen doen.
Een aantal raadsleden vond de plannen duidelijk nog erg vaag en vrijblijvend. Maar toen wachtte de kerstborrel en moest de discussie worden afgebroken.
Terublikkend denkt Ido de Haan dat het debat in de raad duidelijk maakt dat het faculteitsbestuur de zorgen van medewerkers over gebrekkige begeleiding van nieuwe docenten en de continuïteit van opleidingen nog steeds niet serieus neemt.
“Als je als vaste medewerker steeds opnieuw een collega moet begeleiden en inwerken dan kost dat tijd. Die moet er dan ook zijn. En er moeten vaste medewerkers zijn om een opleiding te dragen en te ontwikkelen. Je kunt je afvragen of dat kan met 60 procent tijdelijke docenten.”
Het signaal vanuit de faculteitsraad is duidelijk, zegt het raadslid. “Het laatste woord is hier nog niet over gezegd.”