Visitatiecommissie zou zo in Utrecht willen studeren
Groot enthousiasme over de studenten en alumni en een positief oordeel over het programma en docenten. Liberal Arts & Sciences en het University College kunnen tevreden zijn na het bezoek van een visitatiecommissie. Toch uitte die ook enige zorgen.
“Positively impressed.” Zo omschrijft voorzitter Douwe Breimer vrijdagmiddag in het Academiegebouw zijn gevoelens na ontmoetingen met studenten en alumni van de Utrechtse opleiding Liberal Arts & Sciences (LAS).
De visitatiecommissie onder voorzitterschap van de voormalige Leidse rector looft de motivatie en eigenzinnigheid van de LAS-studenten. Breimer: “Ze stellen de betere vragen, hoorde ik de afgelopen dagen vaak.”
De opleiding LAS biedt studenten sinds 2004 de mogelijkheid om in grote vrijheid een eigen studiepad te kiezen. LAS-studenten volgen samen enkele gezamenlijke cursussen over interdisciplinariteit in de wetenschap en kiezen daarnaast vakken uit het cursusaanbod van andere opleidingen.
Commissievoorzitter Breimer stelt tijdens zijn voorlopige mondelinge rapportage aan het einde van het visitatiebezoek vast dat LAS de afgelopen jaren aan respect gewonnen binnen de universiteit. Gezien de afhankelijkheid van andere opleidingen is dat een positieve ontwikkeling, vindt hij.
Volgens de visitatiecommissie slaagt LAS er goed in een balans te vinden tussen de interdisciplinaire insteek en disciplinaire diepgang en is er sprake van een stimulerende leeromgeving. Bijna vanzelfsprekend zijn er complimenten voor de matchingsprocedure, waarmee LAS al jaren voorop loopt in Utrecht.
De commissie heeft ook vertrouwen in de kwaliteit van de studie en van het werk van studenten. Toch zorgt de afwijkende LAS-opzet ervoor dat de commissie op enkele vragen nog onvoldoende antwoord heeft gekregen. Zo zou LAS de studievoortgang van studenten, die toch vooral bij andere opleidingen vertoeven, mogelijk onvoldoende in de gaten kunnen houden. Ook zou community building moeilijk kunnen plaatsvinden. “Aan de andere zeggen alle studenten dat ze zich prima op hun plek voelen”, relativeert Breimer.
Breimer stelt daarnaast vast dat de interdisciplinaire opleiding kwetsbaar is, omdat een echte onderzoekspoot ontbreekt. Ook de geringe omvang van de vaste staf is problematisch. In zijn dankwoord roemt hij de “cruciale” rol die initiatiefnemer en inspirator Ria van der Lecq al tien jaar speelt binnen de opleiding. “Zij verdient de allergrootste complimenten, maar een opleiding moet ervoor waken afhankelijk te zijn van een te klein aantal mensen.”
Uit een schriftelijke samenvatting van de rapportage die Dean Rob van de Vaart naar UCU-medewerkers stuurde, blijkt dat de commissie zich ook bij het UCU onder de indruk toonde van het enthousiasme en de motivatie van de gesprekspartners. De leden van de visitatiecommissie hadden het verlangen gevoeld om zelf weer student te zijn, en dan het liefst aan het Utrechtse University College.
Ook hier beoordeelde de commissie de opzet en aanpak van de Utrechtse opleiding als ´goed´. De commissie uitte daarbij wel enige zorgen over de geringe lab-ervaring die studenten opdoen bij de science-vakken en over de beperkte onderzoekstijd voor de staf van het UCU.
Overigens lijkt het UCU zich bewust van dit probleem. Teaching fellow Guus de Krom vertelde in februari op DUB over zijn inspanningen om het vaardighedenonderwijs te verbeteren.
Opmerkelijk is dat de commissie een opmerking maakte over het percentage studenten dat binnen drie jaar de opleiding afmaakt. In vergelijking met andere opleidingen is dat nog steeds erg hoog, maar de commissie waarschuwde voor de lichte daling die heeft ingetreden in de ‘rendementen’.