Vroeger was het rendementsdenken erger, vindt Bussemaker
Natuurlijk krijgen hogescholen en universiteiten een beloning als hun studenten een diploma behalen. Minister Bussemaker wijst verwijten van doorgeslagen rendementsdenken van de hand.
In een brief reageert minister Bussemaker op een initiatiefnota van de Socialistische Partij, die het ‘doorgeslagen rendementsdenken’ in het hoger onderwijs hekelt. Universiteiten en hogescholen zouden niet langer op het aantal uitgereikte diploma’s gefinancierd moeten worden, meent de SP.
Daar is minister Bussemaker het niet mee eens. Ze wijst erop dat het aantal diploma’s vroeger nog zwaarder woog. “In het wo was de bekostiging voor 50 procent en in het hbo zelfs voor 80 procent gebaseerd op graden.” Sinds 2010 is dat nog maar 20 procent.
“Dat er nu alsnog een deel (20 procent) wordt bekostigd op basis van graden, komt omdat ik het ook belangrijk vind dat een diploma wordt behaald”, schrijft Bussemaker. “Dat moet worden beloond, echter veel minder dan onder het oude bekostigingsstelsel.”
Natuurlijk kan daar een perverse prikkel van uitgaan, maar daar ontkom je volgens haar niet aan. “Helaas bestaat er geen perfect verdeelmodel, zonder perverse prikkels”, schrijft Bussemaker. “Ieder verdeelmodel kent perverse prikkels.”
Het was lang niet de enige kritiek van SP-Kamerlid Jasper van Dijk, die zijn nota schreef naar aanleiding van de wekenlange Maagdenhuisbezetting van afgelopen voorjaar. Maar op alle verwijten reageert Bussemaker ongeveer hetzelfde: het is niet zo erg als de SP schetst, en bovendien doet het kabinet er al wat aan.
Zo wil de SP dat de gebouwen van hogescholen en universiteiten weer onder de verantwoordelijkheid van de Rijksoverheid vallen, zodat onderwijsgeld niet in nieuwbouwprojecten kan verdwijnen. Onderwijsinstellingen kunnen zelf het best inschatten waar ze behoefte aan hebben, antwoordt Bussemaker, maar inderdaad: “excessen” wil ze voorkomen. Daarom verscherpt ze het toezicht op bouwplannen.
Ook heeft de SP moeite met de vele tijdelijke contracten in de wetenschap. Bussemaker reageert eerst laconiek: “De flexibilisering van de arbeidsmarkt treedt overal in de samenleving op, en dus ook in de academische wereld.” Maar daarna schrijft ze dat het kabinet er wel iets aan doet. Er is een wet ingevoerd die het aantal flexwerkers moet terugdringen en in de universitaire cao zijn afspraken gemaakt over het terugdringen van het aantal tijdelijke contracten. “Dat is een stap in de goede richting.”
En de verregaande democratisering die de SP voorstelt? Moeten studenten en medewerkers het bestuur van universiteiten en hogescholen rechtstreeks kiezen? Bussemaker vindt van niet: “Er zijn vele manieren waarop studenten en docenten betrokken kunnen worden bij bestuursbenoemingen.” Maar ze onderstreept meteen hoeveel waarde ze aan inspraak hecht: “De afgelopen jaren heb ik in wetgeving de positie van de medezeggenschap flink verstevigd.”