Minimale groei vrouwen aan de top

Vrouwelijke hoogleraren luiden alarmbel

Vrouwelijke hoogleraren tijdens de dies. Foto DUB


Het afgelopen jaar (2021) is het aandeel vrouwelijke hoogleraren met een procent toegenomen. Dat is de kleinste groei in de afgelopen vijf jaar, onderstreept het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren (LNVH).

“Het zal nog tot 2041 duren voordat er onder hoogleraren een evenredige man-vrouwverdeling zal zijn bereikt”, stelt het netwerk. “Dit is een jaar later ten opzichte van de prognose van vorig jaar.”

Salaris
Verder blijken vrouwen lager ingeschaald dan hun mannelijke collega’s: ze krijgen dus minder loon. Onder hoogleraren is dat verschil toegenomen. Vrouwelijke wetenschappers hebben bovendien vaker een tijdelijk contract dan hun mannelijke collega’s. Bij de universitair docenten is dat verschil het grootst: 4,4 procentpunt.

Een glazen plafond is er ook nog steeds. Met name de stap van universitair docent naar hoofddocent lijkt moeilijker voor vrouwen dan voor mannen. Het LNVH pleit voor nieuwe impulsprogramma’s en het “herpakken van de focus op de doorstroom van vrouwen”, staat in een persbericht. 

Lichtpuntjes
Overigens zijn er ook een paar lichtpuntjes. Zo nam het percentage vrouwelijke universitair hoofddocenten aanzienlijk toe, aldus de monitor, en er zijn ook meer vrouwen in het academisch management. 

Bij de academische ziekenhuizen is het aandeel vrouwelijke hoogleraren ook gestegen: van 28 procent in 2021 naar 29,7 procent in 2022. De onderlinge verschillen zijn aanzienlijk. Van de hoogleraren aan het Amsterdamse VUMC is 38 procent vrouw, tegen 24,2 procent bij het Erasmus Medisch Centrum.

Langere termijn
De universitaire personeelscijfers die het netwerk gebruikt, waren al eerder openbaar. Op de iets langere termijn lijkt het juist sneller te gaan met de toename van het aandeel vrouwelijke hoogleraren. De laatste tien jaar is het percentage vrouwelijke hoogleraren met 12 procentpunt toegenomen. In de tien jaar ervoor was dat 8 procentpunt.
 

Advertentie