Waar blijft dat geld van de basisbeurs?
Het onderwijs krijgt honderden miljoenen extra te besteden, jubelden de vier partijen die het leenstelselakkoord sloten. Maar daar zien we amper iets van terug in de nieuwe onderwijsbegroting. Hoe kan dat?
Vanaf september 2015 verdwijnt de basisbeurs. Nieuwe bachelor- en masterstudenten moeten meer lenen, meer werken of hun ouders vriendelijk aankijken. Het idee is dat de overheid liever geld besteedt aan het onderwijs dan aan het levensonderhoud van studenten.
Maar ze zijn er voorlopig nog niet, de honderden miljoenen die het hoger onderwijs zoveel beter moeten maken. Pas vanaf 2018 kan het Rijk enigszins beginnen met investeren in het hoger onderwijs.
Hoe zit dat dan?
Als de basisbeurs verdwijnt, gaan studenten meer lenen. Die leningen moet de overheid gewoon verstrekken. Pas als oud-studenten alles gaan terugbetalen levert het leenstelsel geld op. En dat duurt even.
Ga maar na: de eersten die volgens de nieuwe regels moeten terugbetalen, zijn de masterstudenten die in 2016 hun diploma halen. Die hoeven pas op 1 januari 2019 te beginnen met aflossen en mogen er 35 jaar over doen. Tegen de tijd dat het ministerie al het uitgeleende geld weer terug heeft, zijn we jaren verder.
De grote bulk van bachelorstudenten zal pas na 2019 zijn diploma halen. Dus duurt het nog lang voordat het ministerie honderden miljoenen extra in kas heeft.
Krijg je er iets voor terug, als je in 2015 je basisbeurs verliest?
Ja, zegt onderwijsminister Bussemaker. Volgens haar profiteert ook de eerste lichting studenten van de plannen. Universiteiten en hogescholen moeten vanaf 2015 tot en met 2017 tweehonderd miljoen per jaar aan onderwijsinvesteringen voorschieten. Later worden ze daar weer voor gecompenseerd. Er zijn alleen geen harde afspraken over die investeringen gemaakt. De Vereniging Hogescholen waarschuwde begin juni dat sommige hbo-instellingen niet genoeg vermogen hebben om geld voor te schieten.
Ter compensatie krijgen de eerste lichtingen studenten bovendien tegoedbonnen waarmee ze zich vijf tot tien jaar na afstuderen mogen bijscholen. In 2018 komt het ministerie voor het eerst zelf over de brug met 200 miljoen euro extra. Op termijn krijgt het hoger onderwijs er bijna 800 miljoen euro bij.
Hoe zat het ook alweer met de ov-studentenkaart?
Daar wil het kabinet ook op bezuinigen: 200 miljoen euro. Maar die bezuiniging zal voorlopig niet in de boeken staan. De ov-studentenkaart kost op dit moment jaarlijks zo’n 700 miljoen euro en als er niets gebeurt, lopen de kosten op tot een miljard. Dat is niet de bedoeling: in 2025 mag het reisrecht maximaal 750 miljoen euro kosten, met een tussenstap van 850 miljoen in 2020. De 200 miljoen die zo ‘overblijft’, is bestemd voor het hoger onderwijs. Maar dan moeten de hogescholen en universiteiten wel een beetje meewerken en desnoods hun roosters aanpassen om studenten buiten de spits te laten reizen.