Analyse:
Wat gaat een minderheidskabinet betekenen voor hoger onderwijs?
Maandag heeft informateur Ronald Plasterk zijn eindverslag ingeleverd. Woensdag debatteert de Tweede Kamer erover. Eén ding is duidelijk: Pieter Omtzigt (NSC) wil niet met PVV, VVD en BBB in een kabinet stappen. Van hem mogen ze een minderheidskabinet vormen.
Waarschijnlijk komt er dus geen dichtgetimmerd regeerakkoord waar een parlementaire meerderheid zich blindelings aan houdt. Zal dat goed of slecht uitpakken voor het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek?
Grondwet
Alle vier de partijen onderschrijven de Grondwet, staat in Plasterks verslag. Dat moesten ze op papier zetten, omdat de PVV in het verleden aan het gelijkheidsbeginsel tornde, de rechterlijke macht beschimpte en het parlement in diskrediet bracht.
Maar een papieren werkelijkheid vindt NSC niet genoeg. “Gelet op uitspraken in het verleden en standpunten in het verkiezingsprogramma van de PVV is en blijft de rechtstatelijke afstand te groot voor deelname aan een meerderheidskabinet of een minderheidskabinet.”
Het kan niet anders of grondrechten blijven de komende jaren een belangrijk thema, dus ook in de politiek van het hoger onderwijs. Onderwerpen als diversiteit en stagediscriminatie zullen niet worden weggemoffeld achter een dichtgespijkerd regeerakkoord.
Engelstalig onderwijs
Na de verkiezingen was de grote vraag of de politiek snelle stappen zou nemen om Engelstalig hoger onderwijs te verbieden of de grenzen te sluiten. Nee, is kortweg het antwoord.
Het meest radicale voorstel is vooralsnog een amendement van de VVD. Die partij wil universiteiten en hogescholen alvast de gelegenheid geven om een numerus fixus op het Engelstalige traject van opleidingen te zetten. Het voordeel: het Nederlandstalige traject blijft toegankelijk voor Nederlandse studenten. Donderdag wordt hierover gestemd.
En zo radicaal is dit voorstel eigenlijk niet. De universiteiten vragen er al jaren om en ook demissionair minister Dijkgraaf wil het mogelijk maken. Alleen wil hij het combineren met allerlei andere dingen, zoals eisen aan de onderwijstaal en goed overleg tussen de instellingen. Hij wil het met de rest van zijn wetsvoorstel bespreken. NSC is daar gevoelig voor, dus het is de vraag of het amendement nu al een meerderheid krijgt.
Hoe dan ook lijkt een verbod op Engelstalig onderwijs in de bachelors van universiteiten en hogescholen weer iets verder weg dan in de aanloop naar de verkiezingen. Mocht een minderheidskabinet dit straks toch voorstellen, dan kan dit niet zomaar op steun rekenen. Dan komt er eerst een flink debat over de gevolgen en over alle noodzakelijke uitzonderingen.
Bezuinigingen
Radicaler zou het zijn als de vier onderhandelende partijen alvast een bezuiniging van 400 miljoen euro op het universitaire bacheloronderwijs zouden inboeken, vooruitlopend op het lagere aantal internationale bachelorstudenten.
Daar zou, op het eerste gezicht, een meerderheid voor zijn. Het stond bij de VVD in de doorrekeningen van het Centraal Planbureau. Ook CDA en SGP hadden dit in hun programma staan. PVV en NSC lieten hun plannen niet doorrekenen, maar wilden ook de internationalisering bestrijden met de verplichting van Nederlandstalig onderwijs.
Maar intussen lijken de kaarten iets anders geschud. NSC wil kennelijk eerst in debat over internationalisering voordat er ingrijpende besluiten worden genomen. Wel maakt partijleider Omtzigt zich zorgen over de financiën van het Rijk, dus de kans op bezuinigingen blijft aanwezig.
Hier kan het ontbreken van een regeerakkoord voor het hoger onderwijs een voordeel zijn: bezuinigingen zijn nooit populair en zonder regeerakkoord moeten partijen steeds weer kleur bekennen: zijn ze voor of tegen?
Maar dat kan ook een nadeel blijken. De VVD wilde afgelopen najaar de automobilist steunen en kwam met een motie om de accijns op diesel en benzine nog een jaar laag te houden. Een Kamermeerderheid, inclusief Omtzigt, steunde deze motie. Dit ging ten koste van het Nationaal Groeifonds, dat grote projecten op het gebied van onderwijs en onderzoek financiert ter versterking van de economie.
Kwaliteit en accreditatie
In een minderheidskabinet heeft de minister van Onderwijs niet vanzelfsprekend de steun van een Kamermeerderheid. Dat kan problemen geven bij acute problemen of incidenten die ophef veroorzaken. Denk aan onderzoekers die zich misdragen, bezettingen door studenten of ondoordachte onderwijsvernieuwingen. Wat gaat de minister eraan doen, willen Kamerleden steevast weten.
Het antwoord is meestal: daar ga ik niet over, de politiek moet zich met de grote lijnen bemoeien, de autonomie van onderwijsinstellingen is belangrijk, we moeten zulke kwesties aan henzelf overlaten. Maar wat gebeurt er als de minister telkens maar moet afwachten of hij voldoende steun heeft?
In die politieke situatie valt het niet mee om de autonomie van de instellingen te verdedigen. Demissionair minister Dijkgraaf moet nu al flink strijden voor het schrappen van de ‘kwaliteitsbekostiging’ in het hoger onderwijs. De instellingen kregen honderden miljoenen extra toen de basisbeurs werd afgeschaft en moesten met dat geld het onderwijs verbeteren. Daartoe moesten ze overleggen met de medezeggenschap en hun plannen ter goedkeuring aan een commissie voorleggen. Nu er weer een basisbeurs is, wil Dijkgraaf dat geld weer zonder nadere eisen aan de instellingen geven.
Alles goed en wel, is de reactie van onder meer NSC, maar dan moet de overheid grip houden op de kwaliteit van opleidingen. De zesjaarlijkse ‘opleidingsaccreditatie’ van keurmeester NVAO moet blijven bestaan, vindt de partij.
Dus belanden plannen voor een systeem van ‘instellingsaccreditatie’ waarschijnlijk in de ijskast. In dat systeem zouden hogescholen en universiteiten hun kwaliteitsbewaking zelf mogen regelen en zou de NVAO alleen nog kijken of ze dat naar behoren doen.
Kortom
De komst van een minderheidskabinet is een tweesnijdend zwaard voor het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. De debatten worden heviger. Dat betekent enerzijds dat het kabinet bepaalde beslissingen beter moet onderbouwen. Anderzijds liggen populisme en incidentenpolitiek op de loer. Gelegenheidscoalities kunnen zomaar forse bezuinigingen afkondigen en harde maatregelen nemen.