Wetenschappers en studenten krijgen vragenlijstje tegen atoomspionage
Niet alleen Iraniërs, maar alle studenten en wetenschappers moeten nu een vragenlijst invullen als ze aan een Nederlandse universiteit gevaarlijke kennis willen opdoen. Maar in die vragenlijst ligt de nadruk nog altijd op Iran.
Veel landen zijn bang dat Iran een atoombom wil bouwen. Daarom kwamen de Verenigde Naties zeven jaar geleden met een kennisembargo: Iran mag geen toegang krijgen tot de kennis die nodig is om een atoombom te bouwen.
Daarop besloot Nederland om alle Iraniërs de toegang te ontzeggen tot een aantal technische en natuurwetenschappelijke opleidingen. Ze moesten een ontheffing aanvragen als ze er toch wilden studeren of werken.
Dat wekte weerstand van enkele wetenschappers en studenten van Iraanse afkomst. Zij kregen steun van vermaarde hoogleraren, waaronder natuurkundige Robbert Dijkgraaf en taalkundige Noam Chomsky. Ook de Delftse hoogleraar reactorfysica Tim van der Hagen zette zijn naam onder een petitie.
Bovendien oordeelde ook de Hoge Raad vorig jaar dat de actievoerders gelijk hadden. Er was inderdaad sprake van discriminatie als de Staat alleen mensen van Iraanse afkomst wilde weren.
Dit voorjaar kwam minister Bussemaker met een oplossing. Voortaan moeten alle wetenschappers een ontheffing aanvragen voor het verwerven van ‘proliferatiegevoelige’ kennis, en niet alleen degenen die van Iraanse afkomst zijn. De nieuwe regeling is vorige maand gepubliceerd.
Het ministerie wil van alles weten over mensen met familieleden in Iran, Israël, Pakistan en andere landen die zich niet aan de internationale verplichtingen omtrent atoomwapens houden: “Heeft u familieleden in de eerste of tweede graad in één of meerdere onder 1 bedoelde landen? Zo ja graag toelichten: naam, woonplaats, familierelatie.”
Ook wil het ministerie weten of de overheid van Iran (“of een overheid van een ander onder 1 bedoeld land”) betrokken is bij het voornemen om in Nederland te gaan studeren.
En mocht de aanvrager een van de omstreden landen hebben bezocht, heeft het ministerie nog een vraag: “Bent u ooit – tijdens uw verblijf in één van deze landen of elders – door een (on)bekende benaderd met meer dan gewone belangstelling in, en vragen over uw werk, uw studie of uw studievoornemens?”
Op grond van de antwoorden kan de AIVD een onderzoek instellen. Indieners horen uiterlijk binnen dertien weken of ze een ontheffing krijgen.