Wetenschappers moeten meer in gesprek met burgers

Onderzoekers zouden minder huiverig moeten zijn om met maatschappelijke belangengroeperingen over de taak van de wetenschap te praten, vindt de actiegroep Science in Transition.

Dat schrijven de ‘rebellen van de wetenschap’ in een reactie op de omstreden wetenschapsvisie van minister Bussemaker en staatssecretaris Dekker. Ze zijn juist blij met de nadruk van de bewindslieden op de maatschappelijke impact van de wetenschap, waar hun collega’s grote aarzelingen bij hebben.

De actiegroep is opgericht om problemen in de wetenschap aan de kaak te stellen, zoals de doorgeschoten nadruk op publicaties in wetenschappelijke tijdschriften en de verwaarlozing van het academische onderwijs. Ook vindt de groep dat wetenschap zich meer rekenschap moet geven van de wensen van de maatschappij.

Juist dat laatste punt ligt gevoelig in de wetenschappelijke wereld. Veel wetenschappers zijn sceptisch over plannen van het kabinet om buitenstaanders te betrekken bij de ‘Nationale Wetenschapsagenda’. Ze vrezen dat ze moeten dansen naar de pijpen van het bedrijfsleven of dat straks de burger gaat beslissen waar ze onderzoek naar moeten doen.

Science in Transition (SIT) is daar minder beducht voor. Critici die op wetenschappelijke autonomie en ongestuurd fundamenteel onderzoek hameren, gaan uit van “een achterhaalde relatie tussen wetenschap en maatschappij”.

Want wetenschap staat allang niet meer los van de maatschappij, ten goede of ten kwade. “De vruchten van wetenschap zijn alomtegenwoordig, van smartphones tot slimme medicijnen. Tegelijkertijd roept wetenschappelijke vooruitgang steeds vaker debat op, over genetische modificatie, kernenergie, privacy, zorgkosten, klimaat, vaccinaties, enzovoorts.”

SIT spreekt over de wetenschap als “transformerende én ontwrichtende kracht in de samenleving”. Als je wilt dat de overheid daar meer geld aan besteedt, kun je eigenlijk geen pleidooi voor autonomie meer houden, is de gedachte.

Praten dus, maar let daarbij goed op. “Het moet een democratisch proces zijn, waarbij inspraak uit alle maatschappelijke geledingen georganiseerd wordt”, aldus SIT. “Wij delen wel de zorgen dat goed georganiseerde private partijen dit proces zouden kunnen domineren, ten koste van onderzoeksvragen van publieke organisaties die niet beschikken over een sterke lobby.”

Onder vooraanstaande wetenschappers (winnaars van de Spinozapremie en leden van de Jonge Akademie) leeft vooral veel zorg over de plannen met onderzoeksfinancier NWO, die jaarlijks een half miljard euro aan onderzoeksgeld verdeelt. Als het aan de bewindslieden ligt, krijgt NWO een veel slagvaardiger bestuur, waarin wetenschappers minder invloed hebben. Op dit punt voegt SIT zich in het koor van critici. De actiegroep vreest vooral dat kleine disciplines als geesteswetenschappen in het gedrang zullen komen.

Advertentie