'Wetenschappers wantrouwen huisvesters te veel'

Aan De Drift opende de faculteit Geesteswetenschappen onlangs een geheel vernieuwd pand voor de historici. Foto's Hans van Leeuwen.

Vaker thuiswerken? Een eigen kamertje? Een grote ontmoetingsruimte? Universitaire medewerkers moeten goed nadenken wat ze nodig hebben, zegt adjunct-directeur Vastgoed & Campus Peter Blok. “Maar het gesprek daarover komt moeilijk van de grond. Er is veel wantrouwen en onbegrip.”

De universiteit moet het de komende jaren doen met minder ruimte. Omdat de gebouwen steeds duurder worden, moeten medewerkers inschikken. De gesprekken over flexibele kantoorconcepten en meer thuiswerken zijn niet van de lucht. Soms leidt dat tot enthousiasme, maar vaker tot onrust. Dat blijkt onder meer uit een peiling binnen het DUB-panel.

DUB wil daarom graag van adjunct-directeur Vastgoed & Campus Peter Blok weten wat UU-medewerkers in de toekomst kunnen verwachten. Hoe ziet hun werkplek er straks uit? Een eenvoudig antwoord op die vraag blijkt echter niet zo eenvoudig te geven. “Een integrale universitaire visie op hoe en waar medewerkers hun werk moeten doen, bestaat naar mijn weten niet”, meldt Blok.

En dat is maar goed ook, vindt de adjunct-directeur. Op persoonlijke titel wil hij wel vertellen hoe de discussie over de verschillende kantoorconcepten volgens hem gevoerd moet worden. Een pasklaar uniform concept voor de universiteit is volgens hem uit den boze. Er moet juist veel meer oog komen voor de diversiteit aan activiteiten en functies binnen de UU.

Blok: “De universiteit zou in de huisvesting van medewerkers veel meer moeten differentiëren naar werkgebied, inhoud van werk en de persoonlijke situatie van medewerkers. Op dit moment stoppen we iedereen in dezelfde kantoren, terwijl de werkzaamheden enorm kunnen verschillen. Ongelijke monniken, gelijke kappen, noem ik dat.”
 
Volgens Blok heeft het universitaire beleid om faculteiten te laten betalen voor vierkante meters al een behoorlijke impuls gegeven aan het denken over alternatieve kantoorconcepten. Maar op de werkvloer wordt vaak conservatief gedacht. “Veel medewerkers vinden dat ze recht hebben op een eigen werkplek.”
 

Jammer, vindt de adjunct-directeur. Hij is ervan overtuigd dat een flexibelere aanpak ook in het belang is van de wetenschappers zelf.  “We willen allemaal dat onze wetenschappelijke community’s succesvol zijn. Dan moet je als wetenschapper dus gaan nadenken over de vraag welke soort huisvesting daarvoor nodig is. En dat is mogelijk iets heel anders dan wat je nu hebt. Natuurkundigen willen misschien een ontmoetingsruimte vol met schoolborden, en verder een eigen ruimte om zich te concentreren. Geesteswetenschappers kijken daar waarschijnlijk weer heel anders tegenaan.”

“Daarbij kun je ook rekening houden met de persoonlijke situatie van medewerkers”, vervolgt Blok. “Is thuiswerken een optie? Prima. Lopen er thuis kleine kinderen rond? Dan moet je op de universiteit terecht kunnen. Huisvesting is maatwerk.”

De adjunct-directeur zou daarom graag van wetenschappers en docenten zélf horen welke huisvesting het meest geschikt is voor hun werk. En daar gaat het vaak mis. Een echt gesprek tussen wetenschappers en huisvesters over dit thema komt volgens Blok maar moeilijk van de grond.

“Er is heel veel wantrouwen. Niet helemaal onterecht overigens. Huisvesters laten maar al te vaak de koude cijfers spreken, zonder begrip of belangstelling te tonen voor de manier waarop een wetenschapper de situatie ziet. Als ze meten dat een werkplek maar voor 50 procent bezet is, dan is de conclusie vaak veel te snel: ah, daar kunnen we dus twee man kwijt.”

Dat universitaire medewerkers flexibele kantoorconcepten associëren met  de verfoeide kantoortuinen, draagt volgens Blok ook bij aan het wantrouwen. “Maar die twee dingen hebben niets met elkaar te maken. De VU heeft bij Rechten een concept met gesloten kantoren waarin je geconcentreerd kunt werken. Alleen heb je niet langer je eigen kantoor met je eigen spullen. Of ga nu kijken in de gerenoveerde Geesteswetenschappenpanden aan De Drift. Fantastische kamertjes heb je daar, heel functioneel.”

Illustratief voor de moeizame relatie tussen wetenschappers en huisvesters vindt Blok de teleurstellende gang van zaken rondom een workshop over universitaire huisvesting in Delft. “Er waren 160 hoogleraren uit het netwerk van de organisatoren uitgenodigd. Er kwamen er uiteindelijk twee. De rest stuurde de uitnodiging door naar de ondersteunende diensten.”

Blok is er veel aan gelegen het gesprek vlot te trekken. Hij werkt aan een toolbox voor zijn medewerkers die moet helpen de juiste vragen te stellen en zo het begrip voor de specifieke situatie van wetenschappers te vergroten.

“Wetenschappers vraag ik openheid van zaken te geven en hun wensen op tafel te leggen. Nu gebeurt dat vaak pas als het te laat is. Wanneer groepen moeten verhuizen staan alle randvoorwaarden meestal al vast: de indeling van het gebouw, het geld, het aantal mensen dat er gehuisvest moet worden. Het is veel interessanter om te praten als er nog geen randvoorwaarden zijn. Dan kunnen we samen echt iets moois bedenken dat niet alleen haalbaar en betaalbaar is, maar ook nog eens het beste is voor het onderzoek en onderwijs.”

Advertentie