Wetenschappers willen minder lesgeven

Onderwijs is nog altijd een ondergeschoven kindje aan de Nederlandse universiteiten. Hoogleraren, docenten en promovendi vinden onderzoek het allerbelangrijkst, blijkt uit een enquête naar hun drijfveren.

Ze zouden graag meer tijd besteden aan hun onderzoek, zeggen hoogleraren en universitair (hoofd)docenten in een enquête die het Rathenau Instituut heeft geanalyseerd. Alleen promovendi en postdocs zijn tamelijk tevreden over de hoeveelheid tijd die ze aan hun onderzoek besteden; zij geven nauwelijks onderwijs.

Zouden ze wellicht meer tijd willen hebben voor hun onderwijs? Nee, zeggen dezelfde universitaire medewerkers.

Wat vinden ze zelf belangrijk aan hun baan? Slechts vier procent noemt lesgeven als voornaamste doelstelling. Het kunnen uitvoeren van kwalitatief hoogwaardig onderzoek is voor 44 procent de eerste reden om aan een universiteit te werken. Anderen noemen het werken in een omgeving met inspirerende mensen en nog eens zestien procent ziet maatschappelijk relevant onderzoek als prioriteit.

Universitair docenten geven het meest les. Bij hen slokt onderwijs veertig procent van hun werkweek op. Promovendi daarentegen besteden meer dan zeventig procent van hun tijd aan onderzoek en slechts tien procent aan onderwijstaken; de rest gaat op aan het binnenhalen van onderzoeksgeld en andere bezigheden.

Hoogleraren zijn zo veel tijd kwijt met onderzoeksbegeleiding en managementtaken, dat ze minder dan twintig procent van hun tijd aan eigen onderzoek besteden en minder dan dertig procent aan onderwijs.

Toch kost onderwijs meer tijd dan afgesproken, zeggen ze allemaal, met name de universitair docenten. Dat geldt ook voor organisatorische taken. Aan onderzoek komen ze minder toe dan in hun taakomschrijving staat.

Logischerwijs vindt 59 procent het verrichten van kwalitatief hoogwaardig onderzoek de belangrijkste taak van de universiteit. Onderwijs van hoge kwaliteit verzorgen heeft volgens slechts dertien procent prioriteit. Wel komt het onderwijs voor één op de drie onderzoekers op de tweede plaats, boven taken als kennisbenutting en bijdragen aan de concurrentiekracht van het bedrijfsleven.

Naar eigen zeggen worden de universitaire medewerkers vooral afgerekend op het aantal publicaties en de hoeveelheid verworven onderzoekssubsidies. Speelt onderwijs een rol in hun beoordeling? Daarop is het antwoord zo goed als neutraal: het speelt wel een rol, maar geen grote.

Wel zouden de wetenschappers willen dat er in de waardering voor hun prestaties meer nadruk zou komen op onderwijs en de maatschappelijke waarde van onderzoek, zeggen ze. Ook pleiten velen voor een beoordeling op kwaliteit in plaats van kwantiteit.

De vragenlijst is door 4.243 onderzoekers ingevuld, waarvan er 2.786 aan een universiteit werken. De rest is bijvoorbeeld onderzoeker in een universitair medisch centrum of een onderzoeksinstituut.

Advertentie