Zijlstra stelt kwaliteit boven kwantiteit
De universiteit is geen warenhuis, maar een goed gesorteerde speciaalzaak. Dus omarmt staatssecretaris Zijlstra de prestatieafspraken. Hij denkt dat universiteiten zich daardoor meer zullen profileren en de kwaliteit van het onderwijs zullen verbeteren.
Dat zei Halbe Zijlstra tijdens de opening van het academisch jaar op 3 september in de Domkerk. Hij was één van de sprekers naast André Knottnerus, de voorzitter van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid en collegevoorzitter Yvonne van Rooy.
Compliment
Zijlstra voelde zich zichtbaar thuis in de stad waar hij tot voor kort woonde en actief was in de gemeentelijke politiek. Hij begon zijn toespraak door op te sommen hoe geweldig Utrecht het doet: het hoge studierendement, het University College Utrecht, de intentie studenten meer te matchen en te selecteren.
Spraken de Europese landen in Lissabon 2000 nog af te streven naar 40 procent hoger opgeleiden in 2020, Zijlstra slaat een andere koers in. "De opdracht is om het beste uit elke student te halen en niet het najagen van een bepaald percentage hoger opgeleiden. Zo´n percentage zegt niets over de kwaliteit van de individuele studenten."
Hij wil de kwaliteit van het onderwijs verhogen. De prestatieafspraken zijn volgens Zijlstra een goede manier om dat te bereiken. “Vroeger kregen bestuurders een zak geld en werden ze op hun blauwe ogen geloofd als ze beloofden dat ze iets aan de kwaliteit zouden gaan doen. Maar nu wordt de beloning gekoppeld aan daadwerkelijk geleverde prestaties.” Logisch, vindt Zijlstra, want je geeft een aannemer bij een verbouwing weliswaar een voorschot, maar betaalt pas wanneer de verbouwing volgens afspraak is uitgevoerd.
De prestatieafspraken worden later ondertekend dan gepland. Er is een experimenteerartikel in de wet nodig om het mogelijk te maken. Daar is Zijlstra nu mee bezig, maar volgens hem kan de wet gewoon op 1 januari ingaan. Hij noemt bekostiging op kwaliteit een cultuuromslag die ervoor zorgt dat universiteiten duidelijke, eigen zwaartepunten kiezen waardoor ze op die punten in 2025 echt top zullen zijn. “Studenten moeten soms wat verder reizen in hun masterfase, maar daar waar je studeert krijg je wel de beste studie.”
Relevant onderzoek
André Knottnerus richtte zich in zijn toespraak vooral op de maatschappelijke relevantie van onderzoek. Kennis is in onze samenleving zo vanzelfsprekend dat we niet altijd meer goed weten wat backstage nodig is voor het onderhoud van het wetenschapsbedrijf en het op gang houden van de innovatiemotor. Knottnerus meent dat het onderscheid tussen publiek en privaat aan heroriëntering toe is. De overheid heeft doelen, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaamheid, waarbij de inbreng van het bedrijfsleven noodzakelijk is. Knottnerus vindt wel dat de overheid in de gaten moet houden of het algemeen belang niet geschaad wordt en dat ook thema’s die zakelijk niet zo aantrekkelijk zijn, ruimte krijgen.
Ook het onderscheid tussen fundamenteel en toepassingsgericht onderzoek is niet zo scherp te trekken. Volgens hem gaat het niet om een keuze tussen beide, maar gaan fundamenteel en praktisch onderzoek hand in hand. Als je een thema interdisciplinair aanpakt, zullen fundamentele bouwstenen afgewisseld worden met toegepaste elementen.
Yvonne bedankt
Yvonne van Rooy koos in haar afscheidstoespraak niet voor een politieke boodschap. Zij richtte zich rechtstreeks tot de studenten. De universiteit zullen zij ervaren als een plaats van ontdekking en verwondering. Een plek om vanzelfsprekendheden los te laten. Van Rooy zei vervolgens dat studenten actief moeten worden naast de studie om hun kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. Utrecht zoekt de ambitieuze studenten, die bijvoorbeeld een honoursclass gaan volgen of instromen in een Law College. Hard studeren is volgens Van Rooy de investering dubbel en dwars waard.