Zo groot zijn die verschillen tussen hbo en wo niet
Een hbo’er leert een beroep en is beperkt in de keuze van een baan na het afstuderen, terwijl dat bij een wo’er veel minder uitmaakt. Dat is de heersende gedachte. Het is de praktijkopleiding versus de theoretische studie. Het zijn veelvoorkomende tegenstellingen die worden gebruikt om het onderscheid tussen hbo en wo te duiden. Maar klopt dit beeld wel?
Er zijn zeker wat kanttekeningen bij te plaatsen, stellen onderzoekers Jim Allen en Barbara Belfi van het Maastrichtse Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA). Ze vergeleken de positie van hbo- en wo-afgestudeerden op de arbeidsmarkt door alle data te analyseren die de afgelopen twintig jaar zijn verzameld in de HBO-Monitor en de Nationale Alumni Enquête. Hierin beantwoorden recent afgestudeerde hbo’ers en academici vragen over hun positie op de arbeidsmarkt en de opleiding die ze gevolgd hebben.
Meer accentverschil dan groot contrast
“Als het gaat om de aansluiting op de arbeidsmarkt, blijkt het verschil tussen hogeschool en universiteit vaak meer een kwestie van accenten dan van scherpe contrasten”, schrijven de onderzoekers in het tijdschrift Th&ma Hoger Onderwijs.
Zo hebben ze gekeken waar studenten terecht komen die niet op het gebied van hun studie een baan kunnen vinden. Je zou verwachten dat hogescholen hun studenten vaker zouden opleiden voor een specifiek beroep dan universiteiten. Dan zou je verwachten dat hbo-afgestudeerden minder makkelijk in een ander beroep terecht kunnen komen. Maar wat blijkt? Het verschil is gering, en valt zelfs wat positiever uit voor hbo’ers.
“In de discussies wordt soms gedaan alsof het contrast groter is dan het daadwerkelijk is, daarom vonden we het belangrijk om deze cijfers te brengen”, zeggen de onderzoekers.
Verschil in studierichting
Dat wil niet zeggen dat er geen verschillen zijn tussen hbo en wo. Bij de vergelijking speelt vooral de gevolgde studierichting een grote rol. “Een wo-artsenopleiding is veel meer beroepsgericht dan de meeste hbo-studies, terwijl veel economische opleidingen op hbo-niveau voor een net zo breed beroepsdomein opleiden als de meeste wo-studies”, aldus Allen en Belfi.
De grootste verschillen zijn waarneembaar in de sectoren gedrag & maatschappij, kunst en taal & cultuur. “Bij wo-studies taal & cultuur leer je eerder een discipline dan een vak, waarbij er weinig duidelijke overeenkomstige beroepen tegenover staan. Dat zien we ook bij de sectoren gedrag & maatschappij”, verklaren de onderzoekers. “Anders dan in het wo gaat het in het hbo vaak om opleidingen voor vrij duidelijk omlijnde functies in de zorg- en welzijnsbranche.”
Als het aan hbo- en wo-afgestudeerden ligt, kunnen de hogescholen en universiteiten nog wel wat van elkaar leren. Hbo’ers wensen meer focus en uitdaging, door meer verdieping en pittigere lesstof. Academici zeggen juist dat zij wat minder nadruk op theorie willen.
Tot op zekere hoogte is het mogelijk dat de onderwijsvormen meer naar elkaar toe zullen groeien, zeggen Allen en Belfi. Het hbo is volgens haar al bezig met een aantal zaken die de kloof enigszins dichten. “Denk aan de uitgebreidere onderzoekstaak die hogescholen opeisen. Maar ook aan de trend om opleidingen breed te beginnen en studenten pas in het laatste jaar te laten specialiseren. Bij universiteiten zie je ook bij sommige opleidingen meer toenadering tot de beroepspraktijk, iets wat vaak als typisch hbo wordt beschouwd.”