‘Geen groei om de groei’

Directeur-generaal hoger onderwijs Renk Roborgh denkt dat een strategische alliantie zoals die van Utrecht en Eindhoven beter werkt dan een fusie. Dat zei hij donderdag in het Academiegebouw waar werd gevierd dat die samenwerking één jaar oud is. Hieronder zijn rede.

Ik ben, net als de staatssecretaris, benieuwd hoe de prestatieafspraken er precies komen uit te zien, maar ik denk dat er vandaag al een tipje van de sluier wordt opgelicht. Want samenwerken en bundelen van hetgeen waarin je echt goed bent, dat is natuurlijk een beproefde methode om een hoger kwaliteitsniveau te bereiken.

Hoe je door samenwerking de top kunt bereiken, en hoe je die samenwerking het beste vorm kunt geven, zijn de vragen die u zich ongetwijfeld  stelt. En als het goed is, denken universiteiten ook na over de opleidingen waarmee ze de top niet kunnen halen. Want als je ergens de beste in wilt zijn, dan zul je iets anders moeten afbouwen: je kunt niet in alles uitblinken. Keuzes maken om de kwaliteit van het hoger onderwijs te verhogen: dat is onze opdracht voor de komende jaren. En dat kan dus ook betekenen dat instellingen ervoor kiezen om bepaalde opleidingen niet meer aan te bieden en die aan collega’s overlaten.

Veel universiteiten laten al duidelijk zien dat ze deze boodschap goed hebben begrepen. En ook in het hbo zijn goede voorbeelden. Wat bijvoorbeeld in het kunstvakonderwijs lukt - popmuziek in Tilburg, mode in Arnhem - dat moet toch ook bij andere hbo-disciplines kunnen: keuzes maken over selecteren, profileren en samenwerken.

Samenwerking van universiteiten komt vaak spontaan tot stand, op de werkvloer. Onderzoekers en onderzoeksgroepen zoeken elkaar op om van elkaar te leren en ervaringen met elkaar te delen. Dat was ook het begin van de grote alliantie die we zo meteen gaan bekrachtigen.

De spontane samenwerking smaakte in Utrecht naar méér, en ze heeft geleid tot een profielbepalende keuze van drie instellingsbesturen. De logica van deze combinatie is goed te volgen. De kracht van de drie betrokken partijen ligt op verschillende, maar aanpalende terreinen. Technische Universiteit Eindhoven legt het accent op technologie; Universiteit Utrecht is sterk in het fundamenteel onderzoek binnen life science en chemie; en het Universitair Medisch Centrum Utrecht houdt zich bezig met klinisch onderzoek en patiëntenzorg. Deze drie werkgebieden vullen elkaar perfect prima aan, zodat er een echte ‘win-win-win’-situatie kan ontstaan.

Nogmaals: ik juich het van harte toe als universiteiten gaan samenwerken. Zolang het maar geen windowdressing is, geen groei om de groei, om alleen maar de grootste te kunnen worden. De samenwerking moet ook echt tot kwaliteitsverhoging leiden en concrete resultaten opleveren.

De huidige wet biedt veel ruimte voor samenwerkingsverbanden. Dat ligt anders bij fusies. Mijn basishouding op dat punt is heel kritisch. Fusies bleken in het verleden zelden de gedroomde meerwaarde te bieden. Te vaak ging men na de fusie op exact dezelfde manier verder, maar dan als grotere organisatie. Fuseren zonder keuzes te maken, is zinloos, sterker nog: contraproductief. Dat is hier gelukkig niet aan de hand. “Fuseren? Dat is bij ons niet aan de orde”, heeft de voorzitter van de UU nadrukkelijk gezegd. “Niet groter, maar beter”. Dat sprak mij wel aan.

 We moeten de nodige stappen zetten in een context van zware economische tijden en een continue groei van de studentenaantallen in het wo. Dat maakt het lastig, maar tegelijkertijd ook noodzakelijk. De crisis heeft de urgentie alleen maar vergroot. De concurrentie groeit, en wij moeten de bakens verzetten om de kwaliteit van het hoger onderwijs te verbeteren. Als we dat niet doen, als we blijven stilstaan, worden we aan alle kanten ingehaald en hebben we straks voorgoed het nakijken.

Gezamenlijk inzetten op strategische doelen is onder deze omstandigheden een verstandige keus. Samenwerking biedt kansen om de impact van het wetenschappelijk onderzoek van de instellingen te verhogen. En met de topsectorenaanpak willen wij ervoor zorgen dat het onderzoek nóg beter aansluit bij de grote maatschappelijke uitdagingen waar ons land voor staat, zoals op het gebied van life science. Om de Nederlandse concurrentiepositie te vergroten, willen wij ook dat wetenschappelijk onderzoek een stevige bijdrage levert aan een innovatief bedrijfsleven. In de topsector ‘life sciences’ komen die beide doelen bij elkaar.

Vanaf 1 mei zullen de strategische plannen van de universiteiten binnenkomen voor beoordeling door de landelijke Review Commissie. Die kijkt naar het ambitieniveau en het realiteitsgehalte, de aansluiting op landelijke beleidsdoelen en de uitvoerbaarheid. Zonder op die beoordeling te willen vooruitlopen, krijg ik hier de indruk dat u goed op weg bent met uw strategische alliantie. Ik wens u dan ook heel veel succes.

 

 

Advertentie