Adieu von Humboldt, welkom in Holland

De universiteit is het bolwerk van academische verbeeldingskracht en van twijfel en kritiek. De huidige politiek opvattingen over hoger onderwijs offeren zelfs dit streven op. De organisatie van het hoger onderwijs wordt slechts bepaald door bedrijfsmatige opvattingen waarbij economische doelen expliciet centraal staan.

De universiteit is een platform voor experiment in zowel wetenschappelijke zin als in termen van persoonlijke vorming (Bildung) en wereldvisie. Het Bildungsideaal, zoals ooit verwoord door Von Humboldt, is wat het is: een ideaal, iets dat de moeite waard is om na te streven bij de invulling van je studie en de organisatie van het hoger onderwijs.
De huidige politiek opvattingen over hoger onderwijs offeren dit streven op. De organisatie van het hoger onderwijs wordt slechts bepaald door bedrijfsmatige opvattingen waarbij economische doelen expliciet centraal staan. De universiteit is slechts een kennis- en innovatiefabriek gericht op winstmaximalisatie, kostenbesparing en efficiëntie, waarbij directe maat¬schappelijke (lees: economische) relevantie een belangrijke, zo niet dé belangrijkste, leidraad is geworden. 
De verhoging van collegegelden en de daaraan gekoppelde strafkorting voor universiteiten, de de facto afschaffing van de mogelijkheid tot het volgen van een tweede studie, de mogelijke differentiatie van collegegelden en de verschraling van de basisbeurs in de masterfase en nog wat van die (voorgestelde) maatregelen passen in dat proces van rationalisering van hoger onderwijs. Al deze maatregelen zijn gericht op het voor een dubbeltje op de eerste rang willen zitten maar zullen uiteindelijk het tegendeel bereiken. Het drama van In Holland is daarvan en eerste illustratie.
De maatregelen dwingen docenten om andere dan pedagogische en didactische belangen mee te laten wegen in hun beoordeling van de studie van studenten. De laatste maatregel is daarvan een duidelijk voorbeeld. Die maatregel voorziet in het plan om studenten die langer doen over hun bachelorstudie van drie of vier jaar en langer doen over hun masteropleiding van één of twee jaar, extra collegegeld te laten betalen. Dit loopt op tot een bedrag van 3.000 euro bovenop het jaarlijkse collegegeld van 1.700 euro, 4.700 euro in totaal. De universiteit waar die student studeert wordt ook nog eens gekort met een strafkorting 3.000 euro. Tevens verliest die student de Ov-studentenkaart. Dit is per saldo een ‘winst’ van in ieder geval 7.700 euro. Het is niet dat ik per se tegen hogere collegegelden ben, maar dan over de gehele linie en op basis van een structurele herwaardering van de financiering van hoger onderwijs. Deze maatregel voorziet niet in hogere collegegelden voor iedereen, maar in een boete op te lang studeren voor zowel student als universiteit.
Het zou nog bedoeld kunnen zijn als een maatregel waarvan preventieve werking uitgaat, alsof duidelijk is hoe studievertraging is ontstaan. Dat het een keuze is waarover studenten zelf controle hebben en dat het dus enkel en alleen aan hen te wijten is. Bestraffen en beloning is een manier om tot normconform gedrag te komen (i.c. nominaal studeren) maar dat werkt alleen indien duidelijk is waarom er gestraft wordt en dat dit ook geaccepteerd kan worden. Met betrekking tot het hoger onderwijs lijkt de maatregel eerder een manier om de intrinsieke motivatie tot studeren, met de daarbij behorende extracurriculaire activiteiten zoals een bestuursfunctie, buitenlandervaring, stages, etc., om zeep te helpen. Studenten studeren slechts om een boete te voorkomen, tenzij pappa en/of mamma het kan betalen. Zo niet, dan heb je pech gehad. Of, studenten dienen een schadevergoedingsclaim in omdat de vertraging is ontstaan door het belabberde maar weliswaar (financieel) efficiente onderwijs.
Vanuit het perspectief van de docent is het belangrijker hoe de maatregel in de praktijk uitwerkt. Door wie wordt immers die boete opgelegd? Dat zal uiteindelijk toch vaak de docent zijn. Maar hij of zij weet wat de gevolgen zijn. Enerzijds wordt van de docent verlangd dat hij of zij de universiteit (of de faculteit, de vakgroep of de afdeling) niet in de financiële problemen brengt door acht te slaan op rendementscijfers: hoeveel studievertraging is behapbaar? Immers, bekostiging van hoger onderwijs is gebaseerd op gerealiseerd studiepunt (gehaald vak) en daar kan de strafkorting nog eens bovenop komen met als gevolg een niet-sluitende begroting, met als gevolg nog meer studenten in een werkgroep, met als gevolg belabberd onderwijs. Anderzijds neemt de docent ook de belangen van zijn of haar student mee in de beoordeling. Met de maatregel ontstaat er een direct verband tussen de beoordeling van een eindscriptie en een eventuele boete van 3.000 euro voor de student (en vakgroep). Wil ik dat en moet ik dat voor mijn rekening nemen? Moet ik andere belangen dan pedagogische en didactische belangen laten meewegen in mijn oordeel over de studieprestatie van mijn studenten? Draagt dat bij aan kennisinnovatie en kostenbesparing of draagt dat bij aan een verdergaande verschraling van het hoger onderwijs in Nederland en daarmee een gezonde economie en een duurzame maatschappij? Ik vraag het me af.

Bald de Vries is werkzaam als universitair docent aan de Faculteit Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Utrecht. u.devries@uu.nl

Advertentie