Alfa- en gammaonderwijs moet leren van V&D-debacle

Het politieke dogma dat publieke bekostiging van universiteiten vrije toegang impliceert, moet worden doorbroken, zegt Adriaan Dorresteijn, voorzitter van het bestuur van Utrecht Law College Sirius. Alleen dan komt er ruimte voor toekomstbestendig onderwijs van internationaal aansprekend niveau.

Als je maar lang genoeg vasthoudt aan een model waarmee je ooit succesvol was, ga je vanzelf de ondergang tegemoet. Deze les leert het V&D-debacle en zij zou voor massale universitaire opleidingen een wake-up call moeten zijn. De kans is namelijk aanzienlijk dat de maatschappij niet meer zit te wachten op afgestudeerden van wat volgens de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid ‘massaonderwijs’ is.

Weliswaar werd deze noodkreet geuit op het Landelijk Juridisch Jaarcongres (29 januari 2016) maar ik maak me sterk dat hij ook relevant is voor andere grote alfagamma opleidingen. Specifiek voor rechten werd uit het beroepenveld bijvoorbeeld geklaagd over gebrek aan ethisch bewustzijn en multidisciplinaire vorming. Ook werd afgestudeerden een tekort aan zelfreflectie en omgevingsbewustzijn aangewreven. Ook was men niet blij met de kennelijk aangeleerde houding om alle problemen juridisch te framen. Het gaat hier dus niet over tekortkomingen die juridisch inhoudelijk zijn. Het gaat om het niveau waarop een afgestudeerde van de universiteit zou moeten kunnen functioneren.

De wereld waarop vele grote wo-opleidingen traditioneel zijn gericht, is drastisch veranderd. De overheid en de universiteiten weten daarom al lang dat het roer om moet. In 2012 zijn prestatieafspraken gemaakt om studie-uitval terug te dringen en meer honours tracks te creëren. Extra geld voor die tracks komt er echter niet en de Tweede Kamer blokkeert het verzoek om hoger collegegeld te mogen vragen. En zo ontkomt men niet aan het beantwoorden van de vraag die de kern raakt: willen we dat universitaire opleidingen een toekomstbestendig en internationaal aansprekend niveau realiseren? Want daarover hebben we het, wat het afnemend veld betreft.

Over deze vraag wordt al langer nagedacht. In het advies van de Commissie Veerman werd destijds gesproken over selectie en profilering. En de WRR heeft uitgelegd dat het met ‘massaonderwijs’ niet gaat lukken. Volgens de WRR is er dan te weinig aandacht voor de individuele student die zich al snel een nummer voelt. Dat leidt tot hoge studie-uitval. En bij een massale, qua niveau heterogene instroom komt van een uitdagende, inspirerende en waarlijk academische omgeving weinig terecht, aldus de WRR.

Het probleem is dus niet oplosbaar met meer overheidsgeld, hoger collegegeld of nieuwe prestatieafspraken (de bestaande afspraken worden dit jaar geëvalueerd). Wat wezenlijk in de weg staat, is het politieke dogma dat publieke bekostiging van universiteiten vrije toegang impliceert. Volgens UU-rector Bert van der Zwaan, onlangs in DUB, houdt de politiek vast aan “(…) een volstrekt ouderwets idee dat het vwo-diploma garant staat voor academische studenten.” En genoemd dogma heeft een prijskaartje, niet alleen door de onvermijdelijke te hoge studie-uitval maar ook omdat middelen worden opgeslokt ter facilitering van een massale en heterogene instroom. Daardoor blijft te weinig over om extra getalenteerde en gemotiveerde studenten op te leiden tot een internationaal concurrerend niveau.  

Precies om aan deze vicieuze cirkel te ontsnappen, is in 1997 het University College Utrecht en in 2005-2006, precies tien jaar, geleden gestart met het eveneens succesvolle Utrecht Law College. Beide initiatieven maken duidelijk dat er voor toekomstbestendig universitair onderwijs twee partijen nodig zijn: goede docenten en de juiste – dus geselecteerde – studenten. De oplossing voor de mismatch tussen grote wo-opleidingen zoals rechten en wat de maatschappij terecht vraagt, ligt dus primair bij overheid en politiek. Het is niet zozeer een kwestie van meer geld: universiteiten moeten in staat worden gesteld om de beschikbare middelen beter te besteden.

Advertentie