Biertje?

Welk ingrediënt van bier is het minst belangrijk? Is dat water, gerst, mout of hop? De vraag is onzinnig, maar toch is een vraag als deze gesteld aan de ambtelijke heroverwegingswerkgroep innovatie.

U weet, toen het kabinet in de gaten kreeg dat er bezuinigd zou moeten gaan worden, maar zelf nog geen beslissing durfde te nemen, heeft het twintig werkgroepen ingesteld om het vuile werk op te knappen. En die werkgroepen hebben op 1 april jl. gerapporteerd. Werkgroep 8 heeft zich bezig gehouden met innovatie en toegepast onderzoek. De werkgroep onderscheidt vier elementen in het instrumentarium voor innovatie en toegepast onderzoek: generieke subsidies (o.a. WBSO), specifieke subsidies (o.a. innovatieprogramma’s van Economische Zaken), instituten voor toegepast onderzoek (TNO, DLO en de  GTI’s), en fundamenteel onderzoek. Net zoiets als gerst, mout, hop en water dus.

De werkgroep concludeert al in het begin van haar rapport dat innovatie van levensbelang is voor de toekomstige welvaart van Nederland en dat innovatie-investeringen door de overheid broodnodig zijn om die innovatie aan te jagen. Verder dat de beleidsmix in Nederland evenwichtig is, dus niet teveel hop en te weinig gerst, of te veel water en te weinig mout. En dat Nederland vergelijkenderwijs niet al teveel investeert in de vier ingrediënten, maar toch nog steeds goed bier brouwt. En daar had de werkgroep het bij kunnen laten met als conclusie dat of het nou economisch goed gaat of slecht het nooit een goed idee is om te bezuinigen op innovatie-investeringen. Alsof een bierbrouwer als het wat minder gaat zou bezuinigen op zijn ingrediënten, in plaats van te investeren in vakmanschap en/of marketing.

Maar de ambtelijke werkgroep toont zich loyaal aan zijn opdracht om tot twintig procent te bezuinigen en gaat onvervaard aan de slag. Er wordt voor 10% aan generieke kortingen opgelegd (alle ingrediënten wat minder), waarbij de werkgroep gelukkig eerlijk genoeg is om te stellen dat deze niet zonder welvaartsschade zijn te realiseren. En verder worden twee varianten uitgewerkt, nl. eentje die vooral additioneel bezuinigt op generiek beleid (minder mout) en de ander op specifiek beleid (minder hop). En ook daar is de werkgroep eerlijk genoeg om te stellen dat beide varianten tot welvaartsschade (slechter bier) zullen leiden en dat ze ook niet weet welke variant het minst schadelijk is. En als onvermijdelijk konijn uit de hoed in dit soort rapporten stelt de werkgroep aan het eind voor om nog maar eens naar de institutionele organisatie van het systeem te kijken (dus of de ingrediënten nou beter in rode of groene zakken en vaten en aan de voor- of de achteringang van de brouwerij kunnen worden aangeleverd).

Hoewel het rapport verrassend eerlijk is (geen korting zonder welvaartsschade) is het toch geen ongevaarlijk rapport. Want om die conclusie te trekken, moet je goed lezen en dat is politici, die uiteindelijk besluiten waar wel en niet bezuinigd gaat worden, niet altijd gegeven. Wij, spelers in het wetenschaps- en innovatiesysteem, kunnen politici daarbij overigens helpen. Wij zijn helaas nogal genegen vaak vooral ons eigen deelbelang te benadrukken (de hopproducent die het belang van hop benadrukt en dat van mout relativeert en vice versa; vult u zelf de analogie met het wetenschaps- en innovatiesysteem maar in). Maar juist nu is het belangrijk voor ons allen om eensgezind het belang van het hele systeem te benadrukken en niet te zwichten voor de verleiding om onze eigen positie te proberen veilig te stellen ten koste van de andere delen van het systeem.

Tags: innovatie

Advertentie