Breaking News: Robbert Dijkgraaf gelooft!
Robbert Dijkgraaf, misschien wel het scherpste intellect van Nederland, gelooft in een intelligent Opperwezen! Dat stelt TNO-directeur Diederik Zijderveld vast. En die bekering moet toch een geweldige boost zijn voor eenieder met bekeringsijver in Nederland.
Toegegeven, Robbert heeft niet zelf expliciet gezegd dat hij gelovige geworden is, maar dat feit laat zich onomstotelijk afleiden uit zijn laatste column in de wetenschapsbijlage van NRC Handelsblad. Robbert betoogt daarin dat de huidige maatschappelijke tendens waarin gepleit wordt voor verkleining van de overheid gevaarlijk is voor de diversiteit in de samenleving. Zijn redenering gaat in het kort als volgt: Diversiteit in de natuur is goed, want die diversiteit zorgt ervoor dat ecosystemen beter bestand zijn tegen verstoring. Op dezelfde manier is diversiteit in de samenleving goed. Die diversiteit wordt bedreigd wanneer de samenleving wordt overgelaten aan de vrije krachten van de markt. De enige manier om diversiteit in de samenleving te handhaven, is door deze te organiseren via een organiserende overheid en maatschappelijke instituties.
De basis voor zijn redenering is de houdbaarheid van de analogie tussen natuur en samenleving. Maar als die analogie werkelijk standhoudt, dan moet de oorzaak van het voorkomen van diversiteit in de natuur dus een organiserende kracht, een intelligent Opperwezen, zijn.
Heeft Robbert hiermee een Godsbewijs, ditmaal geldig, toegevoegd aan alle onsuccesvolle pogingen daartoe uit het verleden? Moeten wij nu allen, in navolging van een intellectuele meerdere, ons schielijk bekeren? Nee, dat hoeft niet, want Robberts redenering rammelt aan alle kanten.
Ted de Braak en diversiteit
Laat ik beginnen met zijn observatie dat, ondermeer als gevolg van nieuwe technologie, de diversiteit in de samenleving afneemt. Hij schrijft dat, hoewel dan misschien wel de totale variatie toeneemt, steeds meer mensen hetzelfde consumeren. Eén van zijn voorbeelden betreft de kijkcijfers van ‘Boer zoekt vrouw’. Ondanks al die kanalen, zo betoogt Robbert, kijkt nu iedereen naar hetzelfde; het aanbod is misschien wel meer divers, maar het kijkersgedrag is eenvormiger geworden.
Helaas, de feiten spreken een andere taal. De kijkcijfers van ‘Boer zoekt vrouw’, met zo’n 5 miljoen kijkers per uitzending, zijn in de huidige tijd weliswaar indrukwekkend; in het verleden stelden ze niets voor. Nog maar enkele decennia geleden, in 1985, trok een onbeduidende quiz als ‘de 1-2-3 show’ van Ted de Braak (wie?; ja, lieve kijkbuiskinderen, daar moet je al wat ouder voor zijn) 8,8 miljoen kijkers. En dat terwijl er toen minder Nederlanders waren dan nu. Maar ja, dat was in een wereld waarin alle huishoudens slechts Nederland 1 en 2 konden ontvangen. Technologie en markt leiden dus niet tot minder, maar tot meer variatie en diversiteit.
Ook zijn bewering dat een organiserende overheid de beste garantie is voor de instandhouding van diversiteit is op zijn best aanvechtbaar. Ik zou niet willen beweren dat sterk georganiseerde overheden, denk aan Noord-Korea, China, Libië, waar de volgens Robbert destructieve en diversiteit-vernietigende krachten van moderne media krachtig in toom worden gehouden, toonbeelden van maatschappelijke diversiteit zijn. En ook dichter bij huis zou ik niet durven beweren dat de maatschappelijke sectoren in Nederland die het sterkst door de overheid worden georganiseerd, denk bijvoorbeeld aan gezondheidszorg en onderwijs, de grootste diversiteit laten zien.
De amorele markt
We tellen dus twee hypotheses in de redenering van Robbert die niet door de feiten worden gestaafd. Die ten prooi vallen aan wat Thomas Henry Huxley omschrijft als ‘The great tragedy of science: the slaying of a beautiful hypothesis by an ugly fact’. Hoewel Robberts derde bewering, dat diversiteit in de natuur ertoe bijdraagt dat ecosystemen beter bestand zijn tegen verstoring, wel door feitenmateriaal ondersteund wordt, moet zijn hele redenering, en zijn impliciete Godsbewijs, hiermee worden verworpen.
Ben ik het oneens met zijn pleidooi voor een herwaardering van de waarde van een organiserende overheid en centrale maatschappelijke instituties? Nee, allerminst. Maar dat is niet omdat anders de totale diversiteit van de samenleving gevaar loopt, maar wel omdat marktkrachten geen intrinsieke waarde aan elke variant toekennen.
Ook de evolutie, ongestuurd door enige vorm van intelligente kracht (ja, echt waar), kent geen intrinsieke waarde toe aan elke variant. Sterker nog, elke biologische variant kent slechts een eindige bestaansduur om op een gegeven moment plaats te maken voor een beter aangepaste concurrent. De natuur is amoreel en weent niet om uitgestorven soorten. Ook de markt is amoreel. Zij bevordert weliswaar variatie, maar bekommert zich niet om het lot van individuele varianten die minder goed aangepast blijken aan de eisen die de veranderlijke markt stelt. Ook zij weent niet om de teloorgang van maatschappelijke varianten.
De mens echter is wel een moreel wezen. Wij kennen intrinsieke waarde toe aan natuurlijke en maatschappelijke varianten. En het streven naar conservering ervan, ook wanneer die varianten minder goed aangepast blijken aan de eisen van natuur of maatschappij, is dus een typisch menselijke eigenschap. Wij gruwen van eugenitica, juist omdat wij morele wezens zijn. Wij betreuren het verdwijnen van culturele varianten die, soms tijdelijk, minder aansluiten bij maatschappelijke voorkeuren, juist omdat wij morele wezens zijn. Een rechtstatelijke en democratische overheid kan een bescherming vormen tegen de teloorgang van variatie die niet aansluit bij tijdelijke maatschappelijke voorkeuren. En dat is wel een uitstekende reden om met meer waardering dan nu gebruikelijk is te spreken over de overheid en over centrale maatschappelijke instituties.
U zou nog tegen kunnen werpen dat het niet zo erg is dat Robberts redenering niet helemaal klopt. Hij komt immers tot de juiste conclusie. Maar ik weet zeker dat Robbert zelf zal pleiten voor het zuiver blijven redeneren. Want The great tragedy of science volgens Huxley is ook haar grootste kracht: wij wetenschappers hangen geen theorieën aan omdat ze mooi zijn, maar omdat ze (nog) niet door feiten verworpen zijn. En die wetenschappelijke methode heeft ons maatschappelijk heel veel gebracht.