Brede bachelor past bij BaMa 3.0
Peter Selten, verbonden aan de brede bachelor Algemene Sociale Wetenschappen, denkt dat er een behoefte aan een brede bachelor is. Zijn opinie sluit aan bij de discussie over de brede bachelor op DUB. Voormalig U-raadslid Karin Prummel is tegen; Barbara Oomen, de nieuwe Dean van de Roosevelt Academy in Middelburg is voor.
In Utrecht hebben we al 25 jaar ervaring met brede bachelors: Liberal Arts and Sciences, Algemene letteren (nu Taal- en Cultuurwetenschappen), Algemene sociale wetenschappen en Milieu- en maatschappijwetenschappen. Het zijn opleidingen die voldoende studenten trekken en afleveren om ‘rendabel’ te zijn. Ook de visitaties en accreditaties hebben ze met succes doorstaan.
Gek genoeg heeft de UU zich nooit echt met deze brede opleidingen willen associëren. ASW en TCW werden en worden in hun eigen faculteiten niet voor vol aangezien. Ook over ‘Las-sers’, de studenten Liberal Arts and Sciences, gaan de wonderlijkste stereotiepen rond. Er is nooit een gezamenlijk platform van deze brede bachelors van de grond gekomen en bij mijn weten is er ook nooit een gezamenlijke evaluatie van deze opleidingen als brede bachelor gedaan (een enkel rapport van het OER uitgezonderd).
Academische vorming
Dat is vreemd. Want de brede bachelor, waar Utrecht dus in 1985 al mee voorop liep, paste perfect in het (eerste) Utrechtse BaMa-model van 2003. ‘In de bachelorfase […] ligt het accent op academische vorming, het opdoen van vaardigheden en brede oriëntatie’, staat in onze wervingsfolders. Pas in de master ga je je specialiseren. Ook in BaMa 3.0 durft men niet verder te gaan dan een wel heel minimalistische invulling van wat een flexibel eerste jaar wordt genoemd: één keuzevak in blok 2. Dat is geen flexibiliteit, dat is angsthazerij. Waarvoor eigenlijk?
Heel veel keuze
Het belangrijkste argument vóór een brede bachelor is simpelweg dat daar behoefte aan is. Uit onderzoek onder vwo scholieren blijkt dat zij moeite hebben met kiezen uit het gigantische aanbod aan bacheloropleidingen in den lande (alleen al in het wetenschappelijk onderwijs zijn er 432 opleidingen volgens de VSNU). We weten ook dat ongeveer 30 procent van de eerstejaars de studie staakt. Voor dat laatste worden diverse oplossingen en maatregelen aangereikt: een hoger bindend studieadvies (BSA), matching en selectie aan de poort en meer contacturen om studenten te dwingen minder tijd aan hun baantjes te besteden. Het gemeenschappelijke van al deze maatregelen is dat zij de verantwoordelijkheid bij de (aanstaande) student leggen: die heeft niet goed gekozen en die werkt niet hard genoeg. Het zou geen kwaad kunnen als de universiteiten de hand eens in eigen boezem steken en nagaan of er in het eigen onderwijssysteem wat schort. Om met de Britse onderwijskundige Ken Robinson te spreken: in de 21e eeuw leiden we jonge mensen nog steeds op met een onderwijsmodel dat uit de 19e eeuw stamt en doen we net of de samenleving in de tussentijd niet is veranderd.
Kwaliteit bieden
Het keuzeprobleem is een reëel bestaand probleem en een brede bachelor kan daar een oplossing voor bieden. Niet ter vervanging van disciplinaire bachelors, maar complementair daaraan. Net als Karin Prummel zijn er veel scholieren die al heel goed weten welke studie zij willen volgen. Hen moet je niet ontmoedigen met een breed aanbod. Maar voor degenen die het nog niet (goed) weten kan een brede bachelor een oplossing zijn. Laat dus brede bachelors naast specifieke bachelors bestaan en maak over en weer gebruik van expertise en vakkenaanbod.
Zo’n brede bachelor moet natuurlijk wel kwaliteit bieden. Veel tegenstanders zijn bang dat ‘breed’ identiek is aan ‘oppervlakkig’. Dat argument gaat alleen op als je het verwerven van vakinhoudelijke kennis met een oplopende specialisatiegraad als het belangrijkste kenmerk ziet van een academische bacheloropleiding. In die visie is elk uitstapje buiten de eigen discipline tijdverlies. Zie je de bacheloropleiding echter als een middel tot het verwerven van een academische denk- en werkhouding, dan ontlopen de doelstellingen van verschillende opleidingen elkaar niet zoveel. Uiteraard moet er een relatie zijn tussen deze academische attitude en de kennis van een vakgebied. Ik pleit dus ook niet voor een bachelor die alle grenzen tussen wetenschapsgebieden sloopt. Er zal altijd een relatie moeten zijn met een domein (bijvoorbeeld taalkunde of sociale problemen) of een wetenschapsgebied (sociale wetenschappen, life sciences). Studenten zullen dat ook willen; zij hebben immers in het vwo niet voor niets een profiel gekozen. Het aanbod moet breed zijn; de keuzes die studenten daarin maken zal tot verdieping leiden. Het curriculumkader met zijn maximum- en minimumeisen voor major- en profielvakken en niveau-eisen biedt daartoe voldoende garantie.
Onderzoek boven onderwijs
Toch zie je het piramidale model nog heel veel in de universitaire opleidingen. Dit is vooral het gevolg van het primaat van onderzoek boven onderwijs, zoals ik enkele weken geleden al samen met Ruud Abma in een opiniestuk in DUB schreef. In dat licht is het toch interessant dat alle (top)wetenschappers het erover eens zijn dat de echte innovaties plaats vinden op het snijpunt van disciplines. Daarom ook formuleert onze universiteit onderzoekszwaartepunten en subsidieert zij samenwerking tussen onderzoekers over de grenzen van disciplines en faculteiten heen. Is het dan niet een logische stap ook het onderwijs van meet af aan daarop te richten?