Buitenlandse studenten, een lust of last?

Het rendement van investeren in buitenlandse studenten is inderdaad laag, betoogt hoogleraar toxicologie Martin van den Berg. Maar dat ligt meer aan onze wankele kenniseconomie dan aan de studenten die naar Nederland komen.

De meest recente xenofobe stuiptrekking van onze politici betreft de kosten van de hogere instroom van buitenlandse studenten ten opzichte van de uitstroom naar het buitenland van Nederlandse studenten. Als echte kooplieden staan wij meteen met de rekening klaar. Het kost ons jaarlijks grofweg 100 miljoen euro en wat wij daar voor terugkrijgen -lees winst- is onduidelijk. Een fikse tegenvaller dus voor een regering die alleen maar bezuinigt op het hoger onderwijs en onderzoek. Verder blijkt het plannetje van menig Nederlandse universiteit, om financiële gaten te vullen via internationale MSc-opleidingen en Summerschools in duigen te vallen.

Een verrassing? Nee, eigenlijk wisten we op de werkvloer al jaren dat het door universitaire bestuurders bedachte inverdienplannetje een financiële tegenvaller was. Al snel bleek dit soort activiteiten zelden kostendekkend voor docenten die feitelijk het onderwijs geven. Laat staan dat er een deel van de bureaucratische mallemolen van de universiteiten mee in stand kan worden gehouden. Op zich ben ik een warm voorstander van internationale profilering van onze universiteit(en), maar dachten bestuurders nu werkelijk dat een stroom Aziatische studenten met zakken geld bijvoorbeeld richting de Kromme Rijn zou trekken? Misschien toch tamelijk naïef.

Ouders met voldoende geld in Singapore, Hong Kong, Bangkok of Kuala Lumpur richten hun blik toch allereerst op instituten zoals MIT, Harvard, Oxford en Cambridge. De Nederlandse universiteiten staan nou ook weer niet zo hoog op de Shanghai-lijst, dat wij met deze topuniversiteiten een serieuze concurrentie kunnen aangaan. Gelukkig komen er uit Azië, Latijns Amerika, Oost-en Zuid-Europa nog wel andere talentvolle en ambitieuze studenten naar ons land. Vaak op een internationale studiebeurs, maar met weinig of geen eigen geld.

Met name in de bètavakken zijn dit soort buitenlandse studenten zeer welkom, omdat de interesse van Nederlandse student hiervoor al jaren tanende is. Grappig, eigenlijk doen wij dus ontwikkelingswerk binnen eigen land. Is dit misschien toch een laatste spoortje idealisme om als klein land alsnog mee te helpen om de wereld te verbeteren? Daar moet Geert als gedoogpartner van het huidige politieke klimaat toch menig slapeloos uurtje van krijgen.

Exporteren van welvaart
Moeten wij ons om deze extra kosten terecht zorgen maken, of zijn er ook voordelen? In deze economisch zware tijden is het met onze handelsmentaliteit nooit leuk om zoveel miljoenen euro’s te zien wegvloeien, waarvoor wij ogenschijnlijk niets terugkrijgen. Begaafde allochtone studenten zonder zesjesmentaliteit krijgen via ons afbrokkelend hoger onderwijs de mogelijkheid zichzelf te ontplooien. Hiermee exporteren wij toekomstige welvaart naar nu nog minder welvarende werelddelen. Toegegeven, je maakt aandeelhouders en banken er (nog) niet direct gelukkig mee, maar het oude idealisme van Nederland als wereldverbeteraar blijft nog even overeind.

Deze talentvolle buitenlandse studenten kunnen eraan bijdragen dat het universitaire bèta-onderzoek van Nederland het komende decennium mondiaal nog mee kan komen. Of ze echter na afstuderen of promoveren nog in ons land willen blijven? Ik denk het niet. Een vergelijking met de VS gedurende de afgelopen tien tot twintig jaar ligt voor de hand. Menig talentvolle buitenlandse student kreeg daar de gelegenheid om zich als toponderzoeker verder te ontplooien, maar door het opkomen van nieuwe economieën zoals China en India is hierin verandering gekomen. Deze landen doen hun uiterste best om landgenoten, die goede onderzoekers zijn, terug te laten komen door hen goede onderzoeksmogelijkheden en banen aan te bieden. Voor hun is de keus vaak niet moeilijk meer, omdat net als in Nederland de onderzoeksubsidies in de VS snel afnemen. Als trouwe volger van de Amerikaanse economie ligt het voor de hand dat het Nederlands academisch onderzoek eenzelfde lot zal ondergaan.

Onze politici en bestuurders roepen al jaren dat wij een sterkere kenniseconomie moeten worden. In de  praktijk zijn dit slecht populistische en holle frasen. De ene bezuiniging in het hoger onderwijs en  academisch onderzoek volgt de andere op. Hierdoor is de toekomst van menig Nederlandse bèta-student in eigen land al ongewis, laat staan die van een hier opgeleide buitenlandse student. Het merendeel zal vrijwel zeker na het behalen van een MSc of PhD ons land moeten verlaten vanwege het beperkte aantal onderzoekplaatsen.

Ook het bedrijfsleven doet weinig of geen moeite om deze talentvolle buitenlandse studenten voor ons land te behouden. 'Onze' multinationals gaan gewoon naar het 'oosten', waar zij lage lonen kunnen betalen en ook nog jonge ambitieuze en innovatieve wetenschappers aantreffen. Wie komen zij daar straks dan tegen? Onder andere wetenschappers die nog in Nederland zijn opgeleid. Helemaal niet zo gek dus, als je daar op korte termijn een economisch rendabele fabriek of onderzoeksinstituut wil opzetten. Je mag hopen dat het toekomstige leidinggevende kader aldaar een positief gevoel heeft meegekregen over ons land, hoewel de huidige xenofobe politieke sfeer je het ergste doet vrezen.

Laag rendement
Gooien wij dus jaarlijks zo’n 100 miljoen euro over de balk? Vanuit mondiaal oogpunt denk ik niet. Nationaal gezien, zal het financieel rendement in de toekomst voor ons land waarschijnlijk laag zijn. Ligt dat aan die talentvolle buitenlandse studenten? Nee. Dat zij terug gaan naar hun geboorteland is begrijpelijk. In ons land wordt universitair onderwijs en onderzoek alleen maar verder afgebroken door de overheid en lijken bedrijven alleen nog maar te gaan voor het snelle geld, zonder investeringen in onze steeds wankelere kenniseconomie.

En de huidige buitenlandse studenten aan onze universiteiten? Zij zijn waarschijnlijk de hoogleraren en docenten van toekomstige topuniversiteiten ver buiten ons land. Hopelijk willen zij dan nog uit sympathie voor ons land met ons samenwerken, maar voor een kwalitatieve meerwaarde in het academisch onderzoek en onderwijs hebben zij deze samenwerking dan waarschijnlijk niet meer nodig.

NB. Martin van den Berg is al tien jaar visiting professor aan het Princess Chulabhorn Research and Graduate Institute in Bangkok. Daar geeft hij namens onder andere de wereldgezondheidsorganisatie WHO college aan Aziatische studenten. Verder is Van den Berg associate editor van Toxicological Sciences en Environmental Health Perspectives. Door deze activiteiten neemt hij een snelle stijging van de kwaliteit van het onderzoek in Azie waar.

Advertentie