Discussie over toekomst van de universiteit vraagt meer urgentie
De discussie over de strategie van de universiteiten dreigt te vrijblijvend te worden, vindt Science in Transition. Het uitgangspunt moet zijn dat de universiteit bijdraagt aan de oplossing van de maatschappelijke problemen van deze tijd.
Terwijl de opening van het academisch jaar 2014-2015 nadert, dendert het internationale debat over het wetenschapssysteem door. Nieuwe manieren om kwaliteit en impact te bepalen worden breed bediscussieerd. Dat heeft namelijk verstrekkende gevolgen voor de verdeling van het onderzoeksgeld, de onderwerpkeuze en het loopbaanbeleid. De kritiek op de publicatiedruk neemt toe en in experimentele disciplines is reproduceerbaarheid veelbesproken.
In Nederland organiseerden VSNU en het Rathenau Instituut deze zomer voor de tweede maal een conferentie in Duin & Kruidberg over de Toekomststrategie van de Nederlandse Universiteiten. Een groot aantal inspirerende sprekers vertelde over hun eigen ervaringen met strategievorming en uitvoering in andere maatschappelijke sectoren, zo blijkt uit het verslag van de conferentie.
Een retraîte op afstand van de hitte en waan van de dag kan tot mooie discussies en gedachten leiden. Het is wel afhankelijk van de instelling. Hebben de deelnemers vrede met de status quo en behoefte aan rust en bevestiging of voelt de groep een zekere mate van urgentie te aanzien van de problemen in de dagelijkse praktijk? In dat geval kan de afstand juist de nodige vrijheid, creativiteit en moed opleveren die tot vruchtbare discussies en grensverleggende inzichten kan leiden.
Onderwijs: scientific literacy
Er was een indrukwekkende combinatie van sprekers en discussies, variërend van de Commandant der Strijdkrachten generaal Middendorp tot voormalig ambassadeur in Washington, Renée Bos Jones en ING topman Jan Hommen. Vanuit hun perspectief kwamen ze met verhalen over strategie en hoe je dat op de universiteit zou kunnen toepassen. Verder interviewde Alexander Rinnooij Kan prof. Alison Wolf, hoogleraar Public Sector Management aan King’s College Londen. Wolf adviseert landen over hun onderwijssysteem. Ze vond dat Nederland niet moest proberen de Verenigde Staten na te doen. “Jullie hebben een goed systeem.”
Terugkijken lijken een aantal prangende actuele zaken onbesproken te zijn gebleven. Uit een gesprek tussen Bussemaker en de studenten kwam bijvoorbeeld als conclusie dat het geven van goed onderwijs de primaire taak van de universiteit is en dat studenten opgeleid moeten worden tot zelfstandige kritische denkers. Hier kan bijna niemand het (meer) mee oneens zijn maar hier spelen wel enkele problemen. Maken universiteiten het waar naar de staf en de studenten dat onderwijs de belangrijkste primaire taak is? Is de universiteit daarvoor optimaal ingericht en worden de medewerkers daarop aangesproken en voor beloond? Verdelen we de aandacht op de juiste manier tussen onderzoek en onderwijs en worden onderwijscarrières gefaciliteerd?
Wat betreft de inhoud van het onderwijs: er is kennelijk een gebrek aan algemene academische vorming, zoals liberal arts and sciences dat biedt. De vraag is dan hoe universiteiten dit type onderwijs verder kunnen uitbouwen en integreren in de diverse studies, vooral in de exacte en levenswetenschappen. Universiteiten zouden meer onderwijs kunnen geven of ontwikkelen op het vlak van scientific literacy om zo integriteit, slow science en de relatie tussen onderzoek, onderwijs en maatschappij te bevorderen. Wat houdt de universiteiten tegen?
Regionaal versus internationaal
Ook vond een levendige discussie plaats over de vraag of de universiteit zich vooral internationaal moet blijven oriënteren en profileren óf dat universiteiten in hun eigen regio of land samen zouden moeten werken met kennisinstellingen en diverse belanghebbenden in de maatschappij. Ook hier liggen een paar prangende problemen die niet expliciet werden genoemd. Bijvoorbeeld over de sturing van het onderzoek. De keus voor onderzoeksonderwerpen wordt nu vooral bepaald door de potentiële academische impact die de resultaten van het onderzoek kunnen hebben als ze leiden tot Engelstalige internationale publicaties. In de geesteswetenschappen, de sociale wetenschappen en de economische wetenschappen worden problemen waar kennis juist lokaal impact zou kunnen hebben dan minder gauw onderwerp van onderzoek. Dus moeten we andere impact parameters, waar 'societal impact' onderdeel van is, gebruiken voor het waarderen en evalueren van dergelijk onderzoek. In dat kader heeft de Wetenschappelijk raad voor het Regeringsbeleid (WRR) voor de regiofunctie van kennisinstellingen gepleit en gesteld dat daar een belangrijke rol is voor kenniscirculatie om maatschappelijke innovatie te bevorderen. Het betekent dus lokale en nationale problemen aanpakken met in de internationaal context verworven kennis.
Wie bepaalt de wetenschapsagenda?
Het andere probleem hier is dat we op de diverse wetenschapsgebieden onze regionale en nationale partners moeten kennen en met hen een relatie moeten onderhouden. Met wie doen we de co-creatie en hoe verbinden we ons met hen? Dat zijn niet alleen samenwerkingen tussen kennisinstellingen, maar de echte stakeholders in gemeente, provincie en Nederland. Voor medisch onderzoek lijkt dat gemakkelijk, immers de patiëntenorganisaties laten flink van zich horen. Ook voor de andere faculteiten en onderzoekers zijn er veel belanghebbenden (‘stakeholders’) in de buitenwereld en daar worden dan ook steeds meer public- private partnerships waargenomen die samen de onderzoeksdoelen definiëren.
Wat hier sterk aan raakt is de vraag wie de wetenschapsagenda bepaalt. Heel veel partijen buiten de wetenschap hebben belang bij goede wetenschap, van overheden tot maatschappelijke organisaties en private partijen toe. Zij zouden idealiter samen met wetenschappers de agenda moeten maken. Dat betekent van meet af aan samenwerken in wat voormalig ERC-voorzitter Helga Nowotny ‘mode-2 wetenschap’ noemde. Om de interactie met de vraagkant goed te kunnen organiseren moeten we uitvinden hoe we met de belangen van de verschillende stakeholders – arm en rijk, machtig en hulpeloos – rekening houden. Voor veel onderzoek zal, bij gebrek aan een krachtdadige en draagkrachtige belanghebbende, de overheid de eerste stap moeten doen of is ze eigenlijk altijd de aangewezen stakeholder. Dit gebied moet verder ontwikkeld worden door verschillende soorten onderzoek en veel kleinschalige sociale experimenten te stimuleren.
Weinig tegenspraak
Alles overziend had de retraîte op een geweldige locatie in de duinen, weg van de woelige campus, alles in zich om actuele problemen van een afstand te bespreken. Maar ondanks dat universiteiten broedplaatsen van verandering en kritisch academisch denken zouden moeten zijn, was de kolom ‘tegenspraak, kritiek en dwarsdenken’ door de organisatoren oningevuld gelaten.
In Nederland gaat de discussie over het wetenschapssysteem ondertussen gewoon door. Dit jaar komt de overheid met belangrijke nieuwe beleidsvoornemens over wetenschap en innovatie. Daar zijn dit jaar goede debatten met alle betrokkenen uit academie en samenleving aan voorafgegaan. Science in Transition publiceerde in juni een stand van zaken en organiseert op woensdag 3 december een tweede symposium bij de KNAW in Amsterdam. Science in Transition is in gesprek met onder meer het Rectoren College, de VSNU, ZonMw, de KNAW, de WRR, het Rathenau Instituut, het CWTS, en het ministerie van OCW om het debat over de herbezinning op het wetenschapssysteem door te zetten en te vertalen naar concrete acties die tot verbeteringen kunnen leiden.
Maatschappelijke problemen
Het gemeenschappelijke uitgangspunt moet zijn, vindt Science in Transition, dat de universiteit bijdraagt aan de oplossing van de maatschappelijke problemen van deze tijd. Het gaat dan bijvoorbeeld om de oorzaken en effecten van klimaatverandering en de verdeling van mondiale gezondheidzorg, maar ook over gevaren van de snel toenemende economische ongelijkheidheid en het problematische internationaal volkenrechtelijk klimaat. In het kader van de Europese wetenschapsagenda Horizon 2020 zijn die ‘Grand Challenges’ benoemd en is zeer onlangs een project 'Science 2.0: Science in Transition' gelanceerd om een brede maatschappelijke discussie over de wetenschap te entameren.
De discussie over de strategie van de universiteiten is dus niet academisch en niet vrijblijvend, maar zeer actueel. Het zou dan ook moeten gaan over die thema’s waarvan we samen vinden dat ze moeten worden aangepakt. En vooral ook over de transities die nodig zijn in wetenschap en de universiteit om die aanpak te versnellen en te bevorderen