Docent vaker ‘voor de klas’

Geef niet de studenten een minimum aantal contacturen, maar de docenten. Dat levert veel meer op, volgens Peter Selten.

Docenten en studenten klagen over de contacturennorm en over de manier waarop die door opleidingen wordt ingevuld (zie bijvoorbeeld DUB 4 februari en 6 februari). Er is een heel simpele manier om deze discussie te beslechten: je moet niet een quotum voor studenten vaststellen, zoals nu gebeurt, maar voor docenten.

In faculteiten als Sociale Wetenschappen en Geesteswetenschappen wordt gemiddeld nog geen 25 procent van de beschikbare onderwijstijd aan contacturen besteed. Dat betekent dat op elk lesuur dat een docent voor de klas staat, hij of zij er drie aan andere activiteiten besteedt: college en werkgroep voorbereiden, literatuur en teksten van studenten lezen, nakijken en administratie.

Nergens anders in het onderwijs is die verhouding zo scheef en het kan er bij mij niet in dat dat niet anders kan. Stel dus een quotum in voor het deel van de beschikbare onderwijsuren per cursus waarin de docent ook werkelijk voor de klas staat. Je zou kunnen beginnen met 30 procent en dat geleidelijk aan uitbreiden naar 50 procent.

Het netto-effect van zo’n maatregel is hetzelfde: het aantal contacturen stijgt. Maar het vertrekpunt – en daardoor ook de uitkomst – zal totaal anders zijn. Je dwingt docenten namelijk om na te denken over hun eigen didactische werkwijze en die aan te passen. Zij moeten hun onderwijstijd verplaatsen van hun werkkamer naar de onderwijsruimte, het directe contact met studenten.

Als je zo’n slag kunt maken, heb je geen ophokuren meer, maar een echte verbetering van de kwaliteit van het onderwijs.  

Advertentie