En dat van mijn centen…

De discussie over veranderingen in het stelsel van studiefinanciering wordt teveel bepaald door de kortetermijnwens om geld te besparen en te simpele oneliners. Het antwoord is niet aan de slager of de advocaat, maar de politiek zelf.

Bijna elke politieke partij heeft in aanloop naar de verkiezingen van 9 juni een stuk opgenomen in het verkiezingsprogramma over de studiefinanciering voor studenten in het hoger onderwijs. Een dieptepunt in de argumentatie voor een sociaal leenstelsel in plaats van het huidige stelsel is de retorische vraag: waarom moet de slager betalen voor de opleiding van de advocaat? Wouter Bos noemde dat perverse solidariteit. Op het eerste gezicht wekt een dergelijke vraag sympathie. Je ziet de slager in de deur van zijn winkel de slee van de advocaat nakijken en denken, ‘en dat van mijn centen’. Maar de slager betaalt in zijn leven nog voor meer dingen dan de opleiding van de advocaat. Als pacifist betaalt hij mee aan het krijgsgeweld in Afghanistan, als republikein betaalt hij mee aan het koningshuis, en in het kader van de integratie aan de Islamitische slagerij bij hem om de hoek, waar hij misschien een deel van zijn klandizie aan verliest. De advocaat op zijn beurt betaalt als vegetariër mee aan de lapjes vlees uit de bio-industrie die de slager verkoopt, of betaalt mee aan de opleiding van de slagerszoon tot bankdirecteur, die de samenleving nu juist handen met geld kost door zijn uitbundige bonusgedrag en aan de 110-jarige moeder van de slager, die al jarenlang in een verpleeghuis vegeteert. Kortom slager en advocaat betalen net als iedereen belastingen en wat niet al. Wat er met dat geld gebeurt, is een keuze van de politiek. En daarbij wint een ieder wat en verliest een ieder wat. Tenzij de politiek besluit om op het belastingformulier vakjes te maken waar iemand kan aangeven waarvan hij of zij vindt waar zijn zuur verdiende maar door de staat geïnde penningen wel of niet aan mogen worden uitgegeven en daar precies naar handelt. Maar dan worden de verhoudingen tussen mensen wel erg op de proef gesteld en de vraag is of dat nu juist zo wenselijk is. We hebben met zijn allen een systeem gekozen waarin kabinet en Tweede Kamer via debat en argumentatie prioriteiten stellen in de uitgaven. Of dat aan een basisbeurs is, aan de ‘war on terror’ of aan topzware ministeries. Dat gaat niet over de man in de straat, maar over het maken van keuzes. Met andere woorden, in plaats van een zogenaamde tegenstelling tussen slager en advocaat te creëren, is het aan de politiek om aan te geven of de discussie over de studiefinanciering alleen een discussie over het korte-termijn besparen van geld wordt of een discussie die daarboven uitstijgt en gaat over het opbouwen van een rechtvaardig en eerlijk stelsel, wat misschien, maar niet noodzakelijkerwijze, leidt tot besparing. Dat mag en moet de politiek van mijn centen doen.

Advertentie