Geesteswetenschappers dreigen digitale boot te missen

Met de humaniora aan universiteiten gaat het, zoals bekend, minder goed. Al decennia staan zij in het teken van stijgende studentenaantallen en dalende inkomsten. Af en toe verschijnt er in een landelijke krant een brief van een groep hoogleraren of decanen, waarin eens te meer de onmisbaarheid van de geesteswetenschappen wordt onderstreept. Nu en dan demonstreren vertegenwoordigers van de humaniora tegen de vermeende achterstelling. Recentelijk heeft vooral de met name door geesteswetenschappers geleide groep rondom WOinActie de aandacht getrokken.

Geen portemonee
Geen minister zal ontkennen dat studies als filosofie, Nederlands, mediastudies en geschiedenis belangrijk zijn. Hoogstens wordt een enkele keer een maatregel getroffen om een opleiding overeind te houden, zoals de recente herverdeling van middelen ten gunste van de Neerlandistiek. Maar geen minister zal de portemonnee willen trekken om de noodlijdende dan wel overbelaste geesteswetenschappen zodanig tegemoet te komen dat de problemen permanent worden verholpen. Oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen zoekt men grotendeels bij technologisch georiënteerde wetenschappen en daar zal een beweging als WOinActie geen verandering in brengen. Het is een illusie te veronderstellen dat deze situatie zich zal wijzigen.

Als de politiek de geesteswetenschappen toch niet te hulp schiet, ligt enige introspectie misschien voor de hand. De bekende rede die C.P. Snow in 1959 in Cambridge hield, biedt een aardig vertrekpunt. Hij sprak toen over de groeiende tegenstelling tussen ‘twee culturen’, de humaniora en de exacte wetenschappen. Qua reputatie en invloed waren de bèta’s ondergeschikt geraakt aan de alfa’s. Vraag iemand op een feestje of hij Shakespeare heeft gelezen en je hebt grote kans op een aardig gesprek. Vraag iemand naar de tweede wet van de thermodynamica en het gesprek is afgelopen.

Kloof alfa's en bèta
De kloof die Snow signaleerde is er niet kleiner op geworden. Nu zijn het echter de alfa’s die in het verdomhoekje zitten: niet omdat zij intussen belangstelling zijn gaan tonen voor de natuurwetenschap, maar omdat niemand Shakespeare meer leest. Meer dan voorheen moeten de humaniora hun best doen om hun doen en laten te rechtvaardigen. Het belangrijkste argument dat zij te berde brengen, is dat zij maatschappelijke zelfreflectie faciliteren. Geesteswetenschappers worden opgeleid om te kunnen duiden, om maatschappelijke problemen in een bredere context te plaatsen, om ‘cultuurkritiek’ te bieden. Dat levert een rijker wereldbeeld op en een zelfbewuste bevolking.

Met dit argument is op zichzelf niets mis. Het probleem is dat we onderhand een stadium naderen waarin dergelijke functies net zo goed door slimme machines kunnen worden verricht. Het scheelt niet veel of computers kunnen een roman analyseren, een verhaal over het verleden vertellen of de mate van diversiteit van de samenleving peilen. Tijdens de voorlichtingsdagen van alfa-opleidingen wordt vaak gezegd dat alfa-studenten zich onderscheiden doordat zij in staat zijn grote hoeveelheden informatie te analyseren en samen te vatten, en vervolgens leesbare rapporten te schrijven. Maar wat als computers dat binnenkort niet alleen sneller, maar ook beter kunnen?

Salonkritiek
Alfa’s signaleren deze ontwikkeling wel en sommigen denken er ook ‘kritisch’ over na. Dat sluit goed aan bij het zelfbesef van de geesteswetenschapper en zolang de maatschappijkritiek algemeen is, blijft zulke reflectie zinvol. Maar zodra de digitalisering het eigen vakgebied raakt, staat die geesteswetenschapper met lege handen. Want wat doe je als die slimme machines de traditionele opbrengsten van dat vakgebied kunnen repliceren? Dan kun je niet volstaan met ethische bevlogenheid, laat staan salonkritiek. Dan moet je echt begrijpen hoe zo’n apparaat die opbrengsten produceert. Veruit de meeste alfa’s hebben geen idee. En dat is in het licht van de discriminatie waaronder zij menen te lijden best vreemd.

Als de geesteswetenschappen in de toekomst hun maatschappelijke rol willen blijven spelen, zullen zij in eerste instantie bij zichzelf te rade moeten en uit hun eigen comfort zone durven treden. De digitalisering van mens, maatschappij en wereld vertegenwoordigt de meeste ingrijpende verandering van de afgelopen halve eeuw. Universiteiten zijn de kweekplaatsen van toekomstige leidinggevenden. Hoe moeilijk kan het zijn om één en één bij elkaar op te tellen? Helaas lijken de geesteswetenschappen, op enkele individuen na, de digitale boot te missen.

Mislopen van subsidies
De consequentie is niet alleen dat de Nederlandse humaniora Europese subsidies laten lopen, geen aansluiting bij de gamma- en bèta-sector kunnen vinden en in internationaal opzicht achterop zijn geraakt. Veel ernstiger is het feit dat hele generaties hoogopgeleiden de universiteit verlaten zonder welke computationele vaardigheid ook. Over enkele jaren zetten deze oud-studenten, als politicus in de Tweede Kamer, als journalist bij een krant of als gewone burger met stempotlood, mede de koers uit van de Nederlandse samenleving. Hoewel computers nu al tot in de diepste vezels van de maatschappij zijn doorgedrongen, hebben nieuwe lichtingen studenten niet het geringste benul wat een algoritme is, hoe het werkt, wat het doet en vooral: hoe je er een schrijft.

De wereld is drastisch veranderd maar opleidingen en curricula zien er nog precies zo uit als in de tijd van C.P. Snow. Jazeker, zonder de geesteswetenschappen is het armoe troef in de wereld. Maar wil je over vijf of tien jaar nog relevant zijn, dan moeten de bakens echt worden verzet. En liever gisteren dan vandaag.

Advertentie