Hoe kan Utrecht de meest competitieve regio zijn?

Utrecht is de meest competitieve regio van Europa, zei collegevoorzitter Marjan Oudeman trots tijdens de opening van het academisch jaar. Frank van Oort, hoogleraar Stedelijke Economie zet enkele vraagtekens bij deze benchmarking van de EU.

In stad en provincie Utrecht trok men in 2010 de wenkbrauwen op. De provincie bleek in de European Competitiveness Index (ECI) van de Europese Unie niet alleen de meest competitieve en groeikrachtigste economie van Nederland, maar zelfs van heel Europa. Helemaal verwacht werd het niet. Anno 2013 komt Utrecht wederom als beste uit de bus. Het kan geen toeval meer zijn?

Desalniettemin overheerst bij menigeen de perceptie dat het bij economisch concurrerende steden en regio’s in Europa meer gaat om steden als London, met de City en de Docklands, de hoogste huizenprijzen en The Shard als nieuwste hoogste wolkenkrabber van Europa, exact drie maal zo hoog als de Domtoren, Parijs met La Defense, haar vliegvelden en haar netwerk van metro en hogesnelheidstreinen, Milaan met de meest gediversifieerde en grootste economie van Italië, Oxford en Cambridge met hun topuniversiteiten en science-parks, of München met de Bourgondische levensstijl gekoppeld aan hard werken in de meest aansprekende Duitse hightech bedrijven als Siemens, BMW en Fujitsu. Waarom scoort Utrecht zo hoog? Bij deze nieuwste benchmark zijn wel enkele kanttekeningen te maken.

Benchmarks vergelijken vaak appels met peren
Regionale en stedelijke economische benchmarks zijn doorgaans niet heel gedegen wetenschappelijk onderbouwde producten. Ze zijn wel populair onder beleidsmakers, en er zijn er ook heel veel. Een studie van de Universiteit Utrecht en het Planbureau voor de Leefomgeving uit Den Haag die over enkele maanden verschijnt telt er zo al een stuk of vijftien waarin Nederlandse steden meedoen. Utrecht legt het in die andere veertien benchmarks altijd steevast af tegen Amsterdam, en ook tegen de eerder genoemde steden als Londen, Parijs en München. De studie waarschuwt dat benchmarks vaak appels met peren vergelijken en arbitraire gewichten toekennen aan veel verschillende variabelen. Zo ook de ECI. 73 indicatoren worden meegewogen voor alle Europese Unie regio’s (inclusief Kroatië). Ze zijn gegroepeerd in drie pijlers: basisindicatoren, efficiency-indicatoren en innovatie-indicatoren.

Is het wel nuttig om de hele regionale economie samen te vatten in één rapportcijfer? Het voor de hand liggende antwoord is “nee”. Bedrijven in regio’s concurreren op verschillende markten, met bedrijven uit andere regio’s die in dezelfde sectoren zijn gespecialiseerd. Zuid-Holland concurreert met Andalusië op tuinbouwproducten voor de markt in Duitsland. Londen concurreert met Frankfurt op financiële diensten voor de markt in de rest van Europa. Utrecht concurreert met Kopenhagen op ICT-dienstverlening en met Cambridge en Oxford op biotechnolgie op de Europese markt. Concurrentie is dus per definitie sector- en regiospecifiek.

De indicatoren van de ECI
Als er dan toch een gezaghebbende benchmark is die regio’s en steden economisch vergelijkt, dan is het toch wel de ECI. Deze benchmark heeft iets voor op andere ranglijstjes. Er zijn veel indicatoren gebruikt, en die worden in vijf zones in Europa anders gewogen. In Oost-Europa tellen de basisindicatoren harder mee, in West-Europese regio’s de efficiency- en innovatie-indicatoren. Oost-Europa wordt zo niet automatisch gestraft voor hun structurele lage potentieel in kenniseconomie. Desalniettemin eindigen Roemeense, Bulgaarse, Kroatische en Griekse regio’s, afgezien van de hoofdsteden, vrijwel allemaal onderaan de ranglijst. Zelfs de basisfactoren, als veiligheid, gezondheid en instituties (corruptie) zijn er vaak niet op orde. Verder zijn alle factoren relatief gemaakt – per hoofd van de (beroeps-)bevolking. Londen en Parijs zijn daarmee als grootste steden niet automatisch het meest competitief. Toch kun je hier kritiek op hebben: massa blijkt in de regionale economie wel degelijk uit te maken en meer interactie en samenwerking mogelijk te maken, en dat lijkt nu minder gewicht te krijgen.

Opvallend is dat Utrecht het op alle indicatoren goed tot uitstekend doet. Terwijl we zelf onze macro-economische stabiliteit steeds meer in twijfel trekken, scoort Nederland (en daarmee Utrecht) zelfs beter dan Duitsland en Scandinavië. Minder verrassend zijn de uitstekende scores van Nederlandse regio’s op gezondheid, basisonderwijs, infrastructuur (weg- en luchtbereikbaarheid) en de kwaliteit van instituties (veiligheid, betrouwbaarheid overheid). De basispijler telt voor 20 procent mee in het geval van Utrecht (60 procent voor Timisoara in West-Roemenië). Ook de hoge scores op de tweede pijler, die voor Utrecht maar liefst voor 50 procent meetelt, zijn plausibel. De pijler is opgebouwd uit indicatoren van marktbereik (hoeveel consumenten en bedrijven zijn er vanuit de regio te bereiken), arbeidsmarkt efficiency (vacatures, werkloosheid) en het aantal hoger opgeleiden (HBO en wetenschappelijk).

De grootste vraagtekens zijn te plaatsen bij de derde pijler – innovatie (die voor 30 procent meetelt). Het gaat dan om indicatoren als Research & Development-uitgaven, patenten, ICT-gebruik en ICT-toegankelijkheid, wetenschappelijke productie en publicaties, en personeel werkzaam in wetenschap, zakelijke dienstverlening en techniek. Hoewel de dienstengeoriënteerde kenniseconomische specialisaties van ICT (waaronder de gaming industrie), zakelijke diensten, ingenieursbureaus, consultancy en wetenschap natuurlijk wel degelijk in Utrecht aanwezig zijn, is een regio als Eindhoven veel R&D-intensiever en genereert het ook veel meer patenten. En ook veel andere regio’s in Europa scoren hoger op deze indicatoren dan Utrecht – zelfs per hoofd van de beroepsbevolking. De top-5 score van Utrecht is daarmee opmerkelijk.

In de schaduw van Amsterdam
Het zal duidelijk zijn dat Utrecht buitenlandse investeringen, studenten en kenniswerkers kan verwachten die aansluiten bij de lokale competenties. Dat is dus niet in alle sectoren. Het is ook aannemelijk dat Utrecht vooral functioneert in samenspel, en wellicht zelfs wel in de schaduw van, Amsterdam. Utrecht gedoogd de grootschaligheid van haar buurman, maar omarmt het zelf niet. De nadelen, als congestie en hoge vastgoedprijzen, gaan aan Utrecht voorbij. De voordelen van de grootste agglomeratie in Nederland liggen binnen handbereik, met een tienbaans snelweg en een verbreed spoor. Ondertussen ligt Utrecht als de ideale provinciestad verscholen in groene en blauwe natuur. Wellicht is deze “borrowed size with own identity” wel de grootste competitieve kracht van Utrecht- het is een stad om gezond en duurzaam in te wonen en werken, te midden van een van de economische powerhouses van Nederland en dichtbij andere Europese economische agglomeraties.

Advertentie