Hoe sterk is de eenzame fietser?
Terwijl sommige universiteitsbestuurders zich aansloten bij WOinActie, deed hoogleraar sociologie Willem Schinkel dat juist niet, met opgaaf van redenen. In een lange open brief aan ‘mijn vrienden van WOinActie’ stelde hij dat de frontvorming tegen Den Haag de status quo bevestigt, te weten: de universiteit als ‘fabriek die en masse de bewaarders van de orde uitschijt’. Vragen om meer geld voor de universiteiten is reactionair, aldus Schinkel, eerst moet de hand in eigen boezem. De werkdruk waar wij last van hebben is immers het gevolg van de manier waarop wij zelf het werk georganiseerd hebben, inclusief competitie, rankings, perverse puntentellingen en permanente verantwoordingsplicht. Laten we in de eerste plaats dáár mee ophouden.
Schadelijk voor WOinActie
Niet leuk voor de actievoerders natuurlijk, deze ‘dolksteek’ in de rug. Ido de Haan en Ingrid Robeyns, twee van de Utrechtse vertegenwoordigers van WOinActie, noemden de brief van Schinkel zelfs schadelijk, omdat hij de tegenstanders in Den Haag in de kaart zou spelen. Dat zal wel loslopen. Als men daar zo’n enigszins warrige brief van vier kantjes überhaupt zou lezen, zal de indruk toch eerder zijn dat Schinkel het helemaal gehad heeft met de universiteit. Schrijft hij immers niet: ‘wij moeten deze universiteit niet meer willen?’ In zijn ogen is de universiteit een door witte mannen gedomineerde, in zichzelf gekeerde, instelling, die met haar productie van ‘geld-, groei- en pathologiegefocuste jonge mensen’ het neoliberale systeem in stand houdt.
Twijfelachtige fenomenen
De verleiding is groot om Schinkels hartenkreet (in zijn repliek van zes kantjes doet hij er nog een schepje bovenop) als symptoom van frustratie, gespletenheid en zelfhaat ter zijde te leggen. Dat zou nu ook weer onverstandig zijn, want hij heeft wel een punt: de ervaren werkdruk (speerpunt van WOinActie) heeft voor een belangrijk deel te maken met allerlei twijfelachtige fenomenen (de evaluatiecultuur, de publicatiegekte, het onderzoeksaanvragencircus) waar we actief of passief aan meewerken. Daar zouden we mee moeten stoppen, maar hoe?
Veel medewerkers zouden het toejuichen als hun hoogleraar of onderwijsdirecteur hierin het voortouw zou nemen, en samen met collega’s tegen het faculteitsbestuur zou zeggen: wij gaan het voortaan anders doen (ik ben benieuwd hoe Schinkel dat zelf in zijn departement heeft aangepakt).
Cultuurverandering
Terug naar de inhoud, weg met de ruis in het systeem. Zo’n politieke strategie is aanzienlijk lastiger uit te voeren dan die van incidentele acties met een voornamelijk symbolisch karakter. Cultuurverandering op de werkvloer vergt een taaie vasthoudendheid en de vaardigheid om met collega’s van verschillend pluimage tot één strategie te komen.
Het helpt dan niet wanneer je je als ‘systeemcriticus’ publiekelijk distantieert van in gang gezette collectieve acties, de ‘reëel bestaande universiteit’ verwerpt, en het werk van collega’s uit belendende vakgebieden wegzet als ‘programma’s voor de voorbereiding van destructie’. Dan kom je, of je het wilt of niet, langs de zijlijn te staan als een opgewonden vader die zijn voetballende zoontje toebrult dat hij op weg is naar het verkeerde doel.