Hospiteren: keihard overleven

‘Stel, het is herfst, zondagmiddag, we zijn allemaal thuis. We vervelen ons kapot en we willen het huis niet uit. Wat zou jij verzinnen om ons een middag bezig te houden?’

‘Als je een dag president van Nederland was, wat zou je dan veranderen?’

‘Doe eens een koffiezetapparaat na?’

‘Waarom zou juist jij juist hier moeten wonen?’

‘Je hebt één minuut om ons een complete indruk te geven van *huisgenoot kijkt op het lijstje* [voornaam] [achternaam]. Doe je best!’

Veel studentenhuizen blinken uit in het verzinnen van zo’n ostentatief creatief vragenlijstje. Het gaat helemaal nergens over, en dat weet het studentenhuis zelf ook wel, maar er is bier en wijn en er komen een stuk of tien mensen op bezoek waarvan de meest gezellige de nieuwe huisgenoot wordt – niet zelden is dit een van de laatste bezoekers, als de huisgenoten intussen aangeschoten zijn en alles verder best vinden. Natuurlijk vragen die voor de vorm aan de hospitanten of ze van schoonmaken houden, waarop een al even verplicht ‘ja, natuurlijk’ klinkt. Het maakt niemand iets uit of de hospitant in kwestie dit meent.

Ik hield en houd niet van die suffe vragen. Toen ik zelf hospiteerde, kreeg ik ze geregeld naar mijn hoofd geslingerd, en ik moest me inhouden om me niet met dichtgeknepen ogen op het hoofd te slaan. Toen ik in ons studentenhuis eenmaal voor het eerst aan de andere kant van de tafel zat, hield ik die rare vragen dan ook tegen, al was het alleen maar omdat het in de praktijk een stuk minder grappig bleek dan van tevoren was gehoopt.

In ons studentenhuis hadden we, behalve de wat-zijn-je-hobby’s- en waar-ga-je-graag-uit-vragen, een vraag voor elkaar: ‘het geheim’. We zagen elkaar soms wekenlang niet of nauwelijks, druk met studies, stages en bijbanen, en telkens als wij onszelf bij de hospiterende student introduceerden, zouden we iets vertellen wat ook onze huisgenoten nog niet van ons wisten. Zo kwamen mijn huisgenoten er pas na enkele jaren achter dat ik elf jaar vioolles heb gehad, dat ik linkshandig ben en dat ik mijn koffie zwart met een beetje suiker drink. Ze moesten altijd iets te raden houden, vond ik.

Hospiteeravonden hebben een merkwaardige afwisseling tussen leuke gesprekken met gezellige hospitanten, geforceerde gesprekken met hospitanten met wie het niet klikt, en wanhopige pogingen tot gesprekken met introverte, mensbange hospitanten.

We hadden ooit zo’n geforceerd gesprek toen een vervelend ventje met gladde praatjes tegenover ons zat. Hij stak pontificaal een sigaret op nadat een huisgenoot hem had gevraagd dit niet te doen. De rest van het gesprek was een vervroegd en extra lang afscheid geworden.

We hadden ook eens een extreem verlegen jongen op bezoek, die van buiten Europa afkomstig was. Hij zei niets en liet zijn vriend het woord doen – een nauwelijks minder verlegen jongen die alleen een heel klein beetje Frans sprak, en dat spraken wij dan weer niet. Lastig.

Nu het juli is, en pas geslaagde nieuwe studenten Utrecht overspoelen, zullen hordes ouderejaars zich weer verkneukelen. Tal van gezellige, met bier overgoten hospiteeravonden in het vooruitzicht! Bovenstaande is niet bedoeld om de aanstaande student moed in te spreken. Integendeel. Het is keihard overleven. Zorg dat je zo snel mogelijk aan de andere kant terechtkomt, dan wordt het leuker.

Ik sluit af met de herinnering aan een tijd dat er uitsluitend mannen in ons studentenhuis woonden. Niemand zou weggaan, maar midden in de zomer kwam er één op het idee een hospiteeravond voor vrouwen te organiseren. ‘Komen er tenminste wat tieten over de vloer,’ grijsde hij. Het is maar dat je het weet, aanstaande student: je moeite kan al bij voorbaat tevergeefs zijn. Luctor et emergo!

Advertentie