Internationale academische omgeving stimuleert creativiteit

Confrontatie met andere ideeën en culturen kan leiden tot radicale innovatie. In zijn jaarrede voor de faculteitsraad pleit decaan Werner Raub van Sociale Wetenschappen voor een internationale academische omgeving met intellectuele openheid, tolerantie en leergierigheid.

Internationalisering’ is thans een trefwoord in onze faculteit. In deze jaarrede wil ik het belang van de internationale sfeer hebben, omdat dit thema beslist niet minder belangrijk dan bijvoorbeeld de kwestie ‘Engelstalig onderwijs’.

‘Internationalisering’ mikt mede op meer diversiteit van en in onze faculteit. Meer diversiteit in twee opzichten: enerzijds een internationalere samenstelling van medewerkers en studenten – meer collega’s en studenten uit het buitenland. Anderzijds meer Nederlandse collega’s en Nederlandse studenten met internationale ervaring, collega’s en studenten die een flinke periode aan buitenlandse universiteiten hebben doorgebracht of gaan doorbrengen.

Het percentage buitenlandse hoogleraren aan onze faculteit is volgens het administratiesysteem 0. De decaan telt in dit systeem immers als OBP. Zelfs als we de decaan wel meerekenen, net als de nieuwe hoogleraar bij ASW die binnenkort aantreedt, dan blijft het percentage extreem laag.

Van ons wetenschappelijk personeel had in 2014 zo’n vijf procent een buitenlandse nationaliteit. Ter vergelijking: op het niveau van de UU hebben we het dan over 25 procent en dat komt helemaal niet uitsluitend door de Bèta’s. Ook bij Geesteswetenschappen ligt het percentage boven de 15 procent en bij REBO boven de 10 procent.

De percentages internationale studenten zijn in onze faculteit eveneens zeer laag: onder de vijf procent bij de bachelor studenten. Wil je deze cijfers in perspectief plaatsen, kijk dan eens elders ter wereld bij vooraanstaande universiteiten.

Dus: internationalisering zou mede inhouden dat we een internationalere gemeenschap krijgen in Langeveld, in Groenman en ook in de Basket, want laten we de Basket niet vergeten omdat zo’n plek belangrijk is voor het academische en intellectuele klimaat op een campus.

Waarom zouden we willen? De kerntaken van een universiteit zijn onderzoek en onderwijs en als het goed is, hebben onderzoek en onderwijs ook ‘impact’, en wel in positieve zin, op de wereld buiten de universiteit: ontwikkeling van nieuwe kennis en overdracht van kennis, daar gaat het om. Internationalisering is dan ook geen doel op zich. Het zou een middel moeten zijn dat bijdraagt aan beter onderzoek en onderwijs. Hoe en waarom kan een internationale gemeenschap positieve effecten hebben voor onderwijs en onderzoek? Zonder volledigheid te pretenderen, schets ik drie mechanismen.

Eerste mechanisme: Meer diversiteit leidt tot nieuwe ideeën
Meer diversiteit in de samenstelling van medewerkers en studenten, mits we op kwaliteit blijven letten, zorgt voor meer pluralisme en alternatieven: mensen met een andere dan de bij ons gangbare achtergrond brengen nieuwe ideeën mee. Die nieuwe ideeën dragen als zodanig bij aan pluralisme en alternatieven.

Bovendien: andere collega’s kunnen leren van die nieuwe ideeën. Complementariteit die bij alle betrokkenen tot nieuwe inzichten leidt. Of: door diversiteit een boeiender academisch en intellectueel klimaat dat het eigen werk en ook samenwerking met collega’s prettiger maakt en daardoor de kans op nieuwe ideeën positief beïnvloedt. Dat soort zaken. Ze passen allemaal bij empirisch onderzoek dat laat zien dat diversiteit in groepen positieve effecten heeft op toegang van die groepen tot nieuwe perspectieven en informatie en dat zulke groepen nieuwe perspectieven en informatie ook beter verwerken, met positieve effecten op creativiteit en innovatie, waardoor zulke groepen effectiever kunnen omgaan met nieuwe en snel veranderende omstandigheden.

Tweede mechanisme: Buitenlandse ervaring stimuleert creativiteit
Onze collega’s en studenten die een flinke periode aan buitenlandse universiteiten hebben doorgebracht, worden daar met diversiteit geconfronteerd en doen nieuwe ervaringen op.

Uit empirisch onderzoek weten we dat zulke ervaringen positieve effecten hebben op eigen creativiteit. En ze kunnen de situatie bij ons beter vergelijken met de situatie elders. Ze kunnen daardoor de omstandigheden en de gang van zaken bij ons beter in perspectief plaatsen door beter te weten wat bij ons in vergelijkende zin goed en minder goed gaat. Dat helpt bij de gedachtevorming over de prioriteiten en de posterioriteiten bij het verbeteren van allerlei zaken bij ons.

Praat eens met een jonge universitaire docent bij ons die eerder een paar jaar postdoc in Oxford was en daarvoor promovendus aan ETH Zürich, beide instellingen ver voor ons in ‘rankings’ zoals Shanghai. Laat je vertellen wat bij ons beter gaat dan aan een vooraanstaand College aan de University of Oxford en aan ETH Zürich, wat hier min of meer net zo goed gaat als daar en op welke vlakken we het slechter doen.

Laat je vertellen dat onze labvoorzieningen bijzonder uitstekend zijn, dat onze huisvesting zonder meer adequaat en prettig is, dat er niks mis is met toegang tot literatuur via onze bibliotheek maar dat het tamelijk beroerd is dat we zo weinig internationale gasten hebben. Zoiets zegt hij namelijk. En het is in allerlei opzichten verstandig om eens te luisteren hoe we het in vergelijkende zin doen, zeker bij het nadenken over hoe we verder willen en wat we anders en beter zouden kunnen doen.

En andersom: zorg voor eigen ervaringen buiten de Universiteit Utrecht, breng een tijdje elders door, dat is niet altijd even simpel, het brengt allerlei kosten met zich mee, ook kosten in de sociale en privésfeer, het maakt het leven niet altijd gemakkelijker, maar het heeft op de langere termijn voordelen voor jezelf en voor ons, onze afdelingen en onze faculteit.

Derde mechanisme: Confrontatie met nieuwe context leidt tot innovatie
Onze voormalig hoogleraar Frans Verstraten werkt nu in Sydney,  maar heeft nog steeds een kleine aanstelling ook bij ons. Hij wees op de voordelen van een internationalere gemeenschap als het gaat om netwerkvorming. De UHD en de hoogleraar van ons die een tijdje in het buitenland waren, hebben daar contacten opgebouwd die in allerlei opzichten ook nuttig zijn voor hun aio’s en postdoc’s hier in Utrecht. Een nieuwe UHD of hoogleraar uit het buitenland  die bij ons werkzaam wordt, brengt een buitenlands netwerk met zich mee dat ook nuttig is voor de aio’s en de postdoc’s met wie de nieuwe collega bij ons gaat samenwerken.

Je kunt deze overwegingen nog radicaler formuleren.De vooraanstaande Nederlandse antropoloog, Anton Blok schreef het boek ‘De vernieuwers. De zegeningen van tegenslag in wetenschap en kunst, 1500-2000’. Blok stelt de volgende vraag: ‘Wat hebben radicale vernieuwers met elkaar gemeen dat hen ertoe gebracht heeft zich te onderscheiden van gewone stervelingen? Waarom Darwin? Waarom Freud? Waarom Einstein? […] Onder welke omstandigheden kon de jeugdige Einstein slagen in het formuleren van de speciale relativiteitstheorie, daar waar de veel oudere geleerden Lorentz en Poincaré slechts dicht in de buurt kwamen?’

Het antwoord van Blok in een notendop is: ‘Dit vergelijkend onderzoek wijst uit dat radicale innovatie het werk was van mensen die veelal op jonge leeftijd te maken kregen met ingrijpende tegenslag zoals onwettige geboorte, vroeg verlies van ouders of andere geliefden, misbruik door ouders of andere gezinsleden, conflict met ouders, faillissement van de vader, sociale degradatie van het gezin, armoede, minderheidsstatus, perifere herkomst (“uit de provincie komen”), ziekte, genetische afwijkingen, lichamelijke gebreken, terugzetting in rang, verbanning en gevangenschap. Al deze vormen van tegenspoed, die niet zelden in combinatie optraden, resulteerden in sociale buitensluiting en vervreemding van de conventionele samenleving en het gevestigde gedachtegoed. Voor deze outsiders verloren heersende gebruiken en opvattingen hun vanzelfsprekendheid. Buitensluiting en vervreemding vormden de grondslag en schiepen ook de ruimte en vrijheid voor de ontwikkeling van nieuwe inzichten – de opmaat tot hun radicale innovatie in wetenschap of kunst.”

Het meer kwalitatieve antropologische onderzoek van Blok past mooi bij een geavanceerd kwantitatief onderzoek van de socioloog  Ronald Burt. In zijn artikel ‘Structural Holes and Good Ideas’ uit American Journal of Sociology van 2004. Hij laat eveneens zien dat bepaalde soorten van marginale posities de kans op goede ideeën doen toenemen.: ‘The hypothesis in this article is that that people who stand near the holes in a social structure are at a higher risk of having good ideas. The argument is that opinion and behavior are more homogeneous within than between groups, so people connected across groups are more familiar with alternative ways of thinking and behaving, which gives them more options to select from and synthesize. New ideas emerge from selection and synthesis across the structural holes between groups.’

Zie de verbinding met ons onderwerp ‘meer diversiteit door internationalisering’: een internationalere gemeenschap bij FSW en meer internationale ervaringen van onze medewerkers en studenten zijn uiteraard in veel opzichten en gelukkig iets anders dan ‘ingrijpende tegenslag’, ‘buitensluiting’ en ‘vervreemding’ bij Blok. Maar de onderliggende en belangrijke gezamenlijke noemer zijn wel nieuwe indrukken en ervaringen door de confrontatie met nieuwe contexten en de verrijking van de eigen context met mensen uit geheel andere omgevingen. En ja, nieuwe en goede ideeën: daar draait wetenschap om.

‘Radicale innovatie’ in de wetenschap is nog mooier, maar enkele goede ideeën zijn ook al goed, zeker wanneer we als facultaire gemeenschap de alertheid hebben om die goede ideeën ook als zodanig te erkennen en op waarde te schatten.

Merk ook op dat mijn argumenten voor meer diversiteit door een internationalere gemeenschap tevens goed passen bij het argument dat vernieuwing in de wetenschap vaak juist op het snijvlak van disciplines ontstaat. Denk ook aan argumenten voor meer vrouwen in hogere functies meer algemeen en in het bijzonder hogere functies in de wetenschap: ook daar speelt juist het diversiteitsargument. En met een kwinkslag: denk aan mijn observatie over het voetbal bij de oosterburen. Men begon daar meer te letten op hoe men in het buitenland, vooral ook in Nederland, spelers opleidde en trainde, er kwamen meer buitenlandse coaches, er werden spelers met buitenlandse roots in die Mannschaft geïntegreerd – en inmiddels zijn ze niet alleen succesvol, dat waren ze bijna altijd, ze spelen ook elegant en aantrekkelijk voetbal en tegenwoordig kan Oranje van de oosterburen leren.

Positieve effecten zijn niet gegarandeerd
Ten overvloede: een meer internationale sfeer krijgen we niet cadeau en er is geen ijzeren wet dat een internationale gemeenschap altijd, los van omstandigheden en beleid, positieve gevolgen heeft. Alledaagse ervaring, zeker in deze tijden in Europa, theorievorming en empirisch onderzoek laten zien dat diversiteit ook averechts kan werken: er is geenszins garantie op positieve gevolgen van meer diversiteit van teams en de risico’s van meer diversiteit van samenlevingen in termen van etnische en culturele verschillen vormen een maatschappelijk vraagstuk dat veel collega’s van onze faculteit centraal stellen in hun onderzoek en onderwijs. De vraag is dus: hoe komen we tot een meer internationale gemeenschap en hoe zorgen we dat een meer internationale gemeenschap ook daadwerkelijk bijdraagt aan positieve effecten op beter onderzoek en onderwijs?

Wat moeten we doen?
Hoe tot een meer internationale gemeenschap komen? Een greep en niet meer: onze netwerken verbeteren en beter gebruiken bij werving en selectie. Wervings- en selectieprocedures en allerlei gewoontes tegen het licht houden. De hoeveelheid puur interne loopbanen en het aantal interne benoemingen in onze faculteit verder terugdringen. Uiteraard ook middelen investeren: betere service voor medewerkers uit het buitenland, stipendia voor studenten. En ja, uiteraard en niet te vergeten: meer Engelstalig onderwijs, en wel als middel in verband met internationalisering, niet als doel op zich. In verband met het vraagstuk van diversiteit: meer Engelstalig onderwijs als middel om bijvoorbeeld collega’s uit het buitenland meer en betere mogelijkheden te geven voor bijdragen aan ons onderwijs, om studenten uit het buitenland meer en betere mogelijkheden te geven bij ons onderwijs te volgen, om onze studenten meer en beter te laten profiteren van de inbreng van buitenlandse collega’s en studenten en om ze beter voor te bereiden op een eigen verblijf in het buitenland.

Leren omgaan met de problemen
We zullen moeten leren omgaan met problemen die meer diversiteit in een faculteit met zich mee brengt: nieuwe coördinatieproblemen omdat je allerlei routines op elkaar moet afstemmen; leren omgaan met het gegeven dat meer diversiteit ook meer mobiliteit met zich mee brengt in die zin dat de kans toeneemt dat collega’s niet alleen niet hun hele loopbaan bij ons doorbrengen (dat is juist goed in een academische setting) maar dat ze soms ook sneller weer voor een andere baan elders kiezen dan je zou willen. Dat zijn allemaal reële problemen. Echter, goede en uitstekende universiteiten elders waar een internationaal profiel ‘in de genen zit’, laten zien dat zulke problemen beheersbaar zijn en ruimschoots gecompenseerd worden door de baten van een internationale gemeenschap en een internationale sfeer.

Je moet er ook voor open staan
Afgerond: meer diversiteit en een internationale sfeer in Langeveld, Groenman en de Basket – daarbij gaat het zoals meer algemeen in verband met internationalisering allereerst om het academische en intellectuele klimaat bij ons, het gaat om meer openheid naar de wereld buiten Utrecht en buiten Nederland, het gaat om kwaliteit in de zin van beter onderzoek en opleidingen voor studenten die bij deze tijd passen. Het gaat daarentegen niet om meer studenten, het gaat niet om het ‘aanhollen’ achter allerlei trends.

Louk Hagendoorn, een uitstekend emeritushoogleraar bij Algemene Sociale Wetenschappen,hield zich bezig met vraagstukken van culturele diversiteit en interetnische relaties, overigens met een focus op problemen en conflicten die culturele diversiteit met zich mee brengt. In 2013 publiceerde hij zijn boek Culturele diversiteit. Essays over cultuurverschillen en de gevolgen. Hij besluit als volgt (p. 236): ‘Ik denk dat diversiteit kansen biedt, maar dat die kansen vereisen dat men ervoor openstaat, dat men tolerant en leergierig is. Dat is niet iedereen gegeven." 

‘Ervoor openstaan’ – dat zal afhangen van persoonskenmerken en van omstandigheden. Laten we onze zegeningen bij FSW tellen. We werken in een academische omgeving en bij zo’n omgeving lijken mij intellectuele openheid, tolerantie en leergierigheid te passen, meer dan waar ook in de samenleving. En wat de omstandigheden betreft: onderzoek laat zien dat ongunstige externe omstandigheden zoals schaarse middelen belemmerend werken op positieve effecten van diversiteit. Gelukkig beschikken we, zoals bekend, over materiële middelen om meer diversiteit en andere zaken rondom internationalisering te faciliteren. 

Diversiteitsblog
Te wit, te Nederlands, te westers, te mannelijk, te elitair, kortom: te ‘ons soort mensen’. Hoe kan de universiteit dat veranderen? Klik hier voor meer verhalen over internationalisering, emancipatie, inclusie en politieke correctheid.

Advertentie