Kanttekeningen bij selectie aan de poort

De vreugde over de mogelijkheid studenten aan de poort te gaan selecteren is groot. Voor iemand met een verleden bij het CITO –zoals ik- is dat een beetje hilarisch.

Het eindexamen sluit 5 of 6 jaar observatie af met een soort dossier. Schoolexamen en centraal. Daar zal vast nog van alles aan mankeren, maar het idee dat je het met meer voorspellende waarde kunt selecteren op een of twee achternamiddagen bij een universiteit, is voor mij ronduit naïef.

Interessanter is de vraag waarom selectie aan de poort zo’n mantra is geworden. Zou het er om gaan de studie-uitval terug te dringen? En is de aanname dan, dat je dat doet via betere selectie van studenten? Zou het niet zo zijn dat de studiekeuze tamelijk ondoordacht gebeurt? En wat zou je daar aan kunnen doen? Als ik hoor hoe leerlingen uit het VO hun ‘voorlichtingsdagen’ beoordelen, valt er nog wel een wereld te winnen. En zou je de overgang tussen VO en WO kunnen verbeteren misschien?  

Of zouden docenten allemaal dromen van fijne klasjes vol met subliem gemotiveerde toppertjes? Zijn ze de wet van Posthumus dan alweer vergeten? Die stelt immers dat in elke groep een normaalverdeling optreedt. Ook een gym Bèta-klas heeft zijn mindere leerlingen.

Als ik eerlijk ben zou ik selectie van docenten nastrevenswaardiger vinden. Didactische vaardigheden, motiverende colleges. Hoe checken we eigenlijk of docenten goed zijn en goed blijven? Staat onderzoek niet hoger in de pikorde dan doceren? Daar zouden we toch echt eens iets aan moeten doen.

Er is maar één valide reden voor selectie aan de poort. Of neen, ik weet er twee. De eerste is dat het gezeur nu eindelijk is afgelopen. Zodat kan blijken of de output van het WO ineens stukken beter wordt. Quod non, voorspel ik U dus. Waarna we dan eindelijk aan andere zaken kunnen gaan werken. Vluchten kan dan immers niet meer.

Voor de studenten is het voordeel dat ze leren voor hun positie te vechten. Dat is in veel landen gebruikelijk. Bij ons wat minder. Zie bijvoorbeeld het gegeven dat we weinig hoge EU-ambtenaren leveren. Dat heeft te maken met ons gebrek aan ervaring met de vergelijkende examens die in die wereld gebruikelijk zijn. Dat argument heb ik echter nog zelden gehoord.

Zodat ik toch blijf zitten met het ongemakkelijke gevoel dat we denken dat het studierendement toeneemt als we minder studenten toelaten. Vreemde paradox, in een kennismaatschappij.

Advertentie