Kloof tussen docenten mét en zonder subsidie moet kleiner

Docenten trekken zich na het binnenhalen van een onderzoeksbeurs terug uit het onderwijs. Dat moet anders, vindt psychologiedocent Stefan van der Stigchel.

Bij de start van het academische jaar rommelt het op de universiteiten. De eerstejaarsstudenten die proberen hun weg te vinden in de studentensteden verwachten goed onderwijs met een doordacht curriculum, maar krijgen ze dat ook? De accreditatieorganisatie NVAO vindt van niet; zij roept universiteiten op meer aandacht te besteden aan de kwaliteit van het onderwijs.

Als belangrijkste reden voor het gebrek aan aandacht voor onderwijs noemt zij de toenemende nadruk op het onderzoek. Doordat de carrièrekansen van het wetenschappelijk personeel en de reputatie van universiteiten in grote mate bepaald wordt door het succes van het onderzoek, waarschuwt het NVAO dat het onderwijs het kind van de rekening dreigt te worden.

Gezien de cruciale rol die het NVAO speelt binnen de universitaire wereld, zal dit oordeel een belangrijke rol gaan spelen in het universitaire beleid van de komende jaren. Van de docenten zal gevraagd worden meer tijd aan onderwijs te besteden, waardoor er minder tijd vrij zal zijn om onderzoek te kunnen doen.

Docenten zonder subsidie hebben amper tijd voor onderzoek

Dit heeft ongewenste gevolgen. In veel faculteiten bestaat er op dit moment al een kloof tussen docenten met een onderzoekssubsidie en docenten zonder een dergelijke subsidie. Docenten met een subsidie zijn in staat om onderwijstijd 'af te kopen' en op deze manier tijd vrij te maken om onderzoek te doen, terwijl docenten zonder subsidie amper tijd hebben voor onderzoek.

Aangezien het behalen van een onderzoekssubsidie steeds moeilijker is geworden door de toegenomen competitie, zullen er een lucky few overblijven die onderzoek kunnen doen en zich weinig aan hoeven te trekken van het onderwijs. In sommige afdelingen wordt er al gezucht bij het binnenhalen van een grote subsidie, omdat de onderwijslast van de betreffende docent verdeeld zal worden over de rest van het personeel.

Het mes snijdt hier verkeerd aan twee kanten. Wanneer de docenten met een subsidie zich terugtrekken uit het onderwijs, verliezen de studenten het contact met het lopende onderzoek binnen de universiteiten. Zij zijn immers de docenten die verantwoordelijk zijn voor een groot gedeelte van het onderzoek binnen de universiteiten. Deze docenten hebben de tijd om op de hoogte te blijven van de meest recente wetenschappelijke ontwikkelingen en hebben ook de faciliteiten om studenten de kans te bieden zelf onderzoek te doen en deel uit te maken van een onderzoeksgroep. 

Docenten willen combinatie van onderzoek en onderwijs

Veel van de docenten zonder subsidie hebben onderzoeksambities, maar zien hun kansen slinken door de opgelopen achterstand ten opzichte van hun collega's met onderzoekssubsidies. Aangezien veel docenten voor dit vak kiezen vanwege de combinatie van onderzoek en onderwijs, heeft dit een demotiverende werking en zal dit ook gevolgen hebben voor het enthousiasme voor het onderwijs.

De oplossing voor deze kloof ligt in een sterkere verweving van het onderzoek en het onderwijs. Het onderwijs zal meer in het teken moeten staan van het lopende onderzoek binnen de opleiding. Wanneer bijvoorbeeld opdrachten binnen werkgroepen een direct verband hebben met de actuele onderzoekslijnen, ontstaat er niet alleen de gewenste differentiatie tussen de verschillende opleidingen in het land, maar krijgen studenten ook docenten die met bevlogenheid kunnen vertellen over iets dat nauw aan hun hart ligt. Door de ontwikkeling van nieuwe vakken zal de kwaliteit van het curriculum toenemen omdat deze gebaseerd zal zijn op de belangrijkste ontwikkelingen binnen het vakgebied.

Bij het toekennen van onderzoekssubsidies zou de mogelijke rol van het voorgestelde onderzoek binnen het onderwijs gewogen moeten worden. Toen er vanuit de politiek een wens kwam voor meer kennisutilisatie, introduceerde NWO, de organisatie die namens de overheid het onderzoeksgeld verdeelt, een verplichte paragraaf in subsidieaanvragen waarin onderzoekers de mate van utilisatie van het onderzoek uiteen moesten zetten. Het oordeel over deze paragraaf weegt mee in het oordeel van de beoordelingscommissie.

Door de enorme competitie voor onderzoeksgeld, speelt kennisutilisatie nu een belangrijke rol in de universitaire wereld. Zelfs de meest fundamentele onderzoeker is nu aan het nadenken wat zijn of haar onderzoek zou kunnen opleveren voor de samenleving. Wanneer de verwachte verweving van het aangevraagde onderzoek binnen het onderwijs moet worden aangegeven in de onderzoeksaanvragen, zal deze kruisbestuiving een flinke impuls krijgen.

Verdeel de onderzoekstijd onder meer docenten

Om deze ontwikkeling mogelijk te maken, is er een vernieuwing nodig bij het verdelen van de onderzoekssubsidies. Op dit moment zijn veel van de subsidies erop gericht de docent vrij te maken van onderwijs en in staat te stellen promovendi of postdocs aan te stellen. Wanneer een gedeelte van dit budget gebruikt kan worden om ook collega's voor een periode meer onderzoekstijd te geven om mee te werken aan het onderzoeksproject, zal de kloof tussen docenten met en zonder subsidie kleiner worden.

Dit zal ten goede komen aan de samenhang binnen de onderzoeksafdelingen en zal de docenten in staat stellen met enthousiasme en kennis te doceren over het onderzoek. Op deze manier zal er geen sprake meer zijn van teveel nadruk op onderzoek omdat onderzoek en onderwijs veel meer dan nu een eenheid zullen vormen.

Advertentie